De aanbieders van gesloten jeugdhulp hebben de afgelopen jaren flinke stappen gezet in het verminderen van de instroom in de gesloten jeugdhulp en het terugdringen van het aantal vrijheidsbeperkende maatregelen. “Maar we zijn er nog niet”, aldus de bestuurders van de tien gesloten jeugdhulporganisaties in Nederland in een gezamenlijke brief aan staatssecretaris Van Ooijen. Nieuwe wetgeving stelt hen voor ingewikkelde dilemma’s.
De bestuurders van de gesloten jeugdhulp-organisaties schrijven dat zij ook de volgende stappen graag willen zetten, maar dat de randvoorwaarden daarvoor nog onvoldoende op orde zijn. Het categorale verbod op insluiting in de Wet Rechtspositie gesloten jeugdhulp, die op 1 januari 2024 is ingegaan, stelt de bestuurders daarbij voor een nieuw dilemma: “Het is, met het oog op de veiligheid van de jeugdigen die bij ons verblijven en onze medewerkers, onmogelijk om per 1 januari geen enkele kamerdeur in de nacht meer af te sluiten”.
Daling plaatsingen en vrijheidsbeperkende maatregelen
De aanbieders van gesloten jeugdhulp werken al een hele tijd gezamenlijk aan het verminderen van het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp en het terugdringen van vrijheidsbeperkende maatregelen. Sinds 2020 daalt het aantal plaatsingen in de gesloten jeugdhulp met 14 tot 18 % per jaar: in 2019 vonden er 1.707 plaatsingen plaats, in 2022 waren dat er 983. Eind februari 2024 wordt de eindrapportage van het project ‘Ik laat je niet alleen’ verwacht, waarin de ontwikkeling van de inzet van vrijheidsbeperkende maatregelen in de gesloten jeugdhulp verder in beeld wordt gebracht.
‘Nee, tenzij…’
Op 1 januari 2024 is de Wet Rechtspositie gesloten jeugdhulp ingegaan. Deze wet is in grote mate gebaseerd op het ‘nee, tenzij…’-uitgangspunt. Voor insluiting op de eigen kamer geldt in de nieuwe wet echter alleen de ‘nee’, maar niet de ‘tenzij’. Dat stelt de aanbieders van gesloten jeugdhulp voor een groot probleem. “Op een aantal locaties is het onverantwoord om deze nieuwe regel vanaf 1 januari aanstaande zonder meer voor alle jongeren door te voeren. De veiligheid van jongeren komt in het geding als geen enkele kamerdeur ’s nachts meer op slot gedaan mag worden”. Dit geldt volgens de bestuurders bijvoorbeeld op locaties waar veel jongeren met een hoog forensisch profiel (waaronder leden van rivaliserende drillrap-bendes) en seksueel grensoverschrijdend gedrag verblijven. Soms zijn aanpassingen in het gebouw mogelijk, maar soms leent een pand zich hier niet makkelijk voor. De aanbieders willen het aantal keer dat een kamerdeur ’s nachts op slot gaat zo veel mogelijk beperken, maar: “Het niet mogen insluiten op de eigen kamer, staat soms haaks op onze plicht om ook andere jongeren en onze medewerkers te beschermen. Uiteraard zorgen we in geval van kamerinsluiting via signalering dat de persoonlijke veiligheid gegarandeerd is bij calamiteiten”.
Conflicterende belangen
“Als bestuurders van organisaties die gesloten jeugdhulp bieden, nemen wij onze verantwoordelijkheid voor kwetsbare jongeren, onze medewerkers en het respecteren van de wettelijke kaders zeer serieus. Soms conflicteren deze belangen en stelt ons dat voor dilemma’s”, schrijven de bestuurders aan staatssecretaris Van Ooijen. “We kunnen nu nog niet alle consequenties overzien als het gaat om de brede uitvoering van de wet (uitvoeringspraktijk versus bedoeling wet). We zien het als onze verantwoordelijkheid om dan keuzes te maken en daar voor te staan, maar tegelijkertijd met elkaar te blijven reflecteren op die dilemma’s en de gevolgen van onze keuzes. We blijven graag met u in gesprek over oplossingen voor de in deze brief geschetste problematiek en onze dilemma’s.”
Lees de volledige brief van de JeugdzorgPlus-organisaties aan de staatssecretaris.