Als morgen de JeugdzorgPlus stopt: Daan Creemers en Nathalie Wils

Het is een veelgehoord geluid. In de JeugdzorgPlus verblijven veel jongeren die thuishoren in de jeugd-ggz. Daan Creemers (GGZ-Oost-Brabant) en Nathalie Wils (Herlaarhof) geven antwoord op de vraag ‘Wat als morgen de jeugdzorgplus stopt’ vanuit hun perspectief. “We moeten met elkaar zo dichtbij mogelijk de best mogelijke zorg bieden. De vorm is minder relevant.”

Daan Creemers is directeur behandelzaken Kind en Jeugd van GGZ-Oost-Brabant. Nathalie Wils is directeur behandelzaken van collega-instelling Herlaarhof. Beide instellingen werken de laatste jaren intensiever samen om de behandeling te verbeteren voor kinderen en jongeren met psychische en psychiatrische problemen. Zo is de High Intensive Care zorg van beide instellingen samengebracht in Vught. Jongeren die bijvoorbeeld zeer ernstig en acuut suïcidaal zijn, worden daar behandeld met als doel de crisis zo snel mogelijk te stabiliseren.

Een veelgehoord geluid is dat ongeveer de helft van de kinderen die in de JeugdzorgPlus verblijven eigenlijk in de ggz thuishoort. De twee kennen dat geluid maar hebben allebei dezelfde ervaring: “We verwijzen vanuit de kliniek nauwelijks kinderen direct door naar de gesloten jeugdzorg. Hooguit een handvol per jaar”, zegt Nathalie Wils. Het gaat dan meestal om jongeren met een steeds groter risico op suïcidaliteit of agressie binnen de kliniek. “Ze durven, willen of kunnen zich niet tot behandelen zetten. Ze laten zich daartoe ook niet motiveren, maar gaan wél door met dat schadelijke gedrag. Dan zitten we vast en voegen wij niet zoveel meer toe. Ook juridisch mogen we dan niet zoveel meer. Uit de literatuur weten we dat gedrag erger wordt door een gedwongen opname, maar soms moeten we uitwijken naar gesloten jeugdzorg, omdat wij niets meer kunnen of mogen.”

Daan Creemers vult aan: “We hebben nog onvoldoende in beeld welke jongeren naar de gesloten jeugdzorg doorverwezen worden. Daarom werken we met alle zorginstellingen en gemeenten in de regio Noordoost-Brabant nu aan een goede analyse. Wie verwijzen we door? Wat is hun voorgeschiedenis? Welke hulp hebben ze al gehad en waarom was die onvoldoende? Als we dat weten, weten we ook waar we als regio tekortschieten en wat we moeten doen om er iets tegenover te zetten. We hopen dat de resultaten er voor de zomer zijn.”

Als morgen de JeugdzorgPlus stopt gaan er schrijnende situaties ontstaan voor jongeren, denkt Nathalie Wils. Ze ziet nog een risico. “Behandelaren zijn bang hun patiënt te verliezen, maar ook om dingen te doen die wettelijk niet mogen en daarop aangesproken te worden door de tuchtrechter.”

Daan Creemers: “We weten natuurlijk niet precies wat er gebeurt als morgen de JeugdzorgPlus sluit. Het kan zijn dat een groep enorm goed reageert, maar het kan voor een andere groep juist heel erg misgaan. Morgen stoppen is een heel radicaal besluit. We hebben nog niet het juiste antwoord in de inhoud en in de structuur om er morgen mee te stoppen.”

Een ander veelgehoord geluid is dat de samenwerking tussen zorgorganisaties onderling beter moet, juist als het gaat om kinderen met complexe problemen. Dat beamen Creemers en Wils. Tegelijkertijd zien ze dat dat zorgorganisaties in de regio elkaar steeds beter weten te vinden. Er zijn nu afspraken met partnerorganisaties hoe om te gaan als een kind in een acute crisis belandt. Ook kan er nu een ‘vliegende brigade’, een team van ggz-specialisten, ingeschakeld worden als jongeren die bij andere organisaties verblijven heftige psychiatrische problematiek laten zien. “Maar we zijn er nog niet. We leven in een bureaucratische wereld.” In sommige regio’s is de financiering ingewikkeld en komt samenwerking moeilijk op gang. Ook spelen morele dilemma’s. “Als een kind vanwege gedragsproblemen bij een jeugdzorgpartner verblijft en intensieve therapie of traumabehandeling nodig heeft, willen we die graag direct aanbieden, want dan is de impact het grootst. Maar we moeten die dan voor laten gaan op anderen die op de wachtlijst staan. We moeten soms pijnlijke keuzes maken.”

Suïcidaal-gedrag verdragen

Wils: ”Je hebt mensen die leren door in therapie te gaan. Je hebt ook mensen die leren door tegen een muur te lopen. Bij jongeren die suïcidaal zijn wil je risico’s natuurlijk zoveel mogelijk beperken, maar soms moet je verdragen dat ze een keer langs het spoor lopen. Je moet heel zorgvuldig kijken waar je vrijheden af gaat nemen en waar je ze toch zelf die regie laat pakken en laat ervaren dat andere oplossingen beter werken.”

“De afgelopen jaren zijn we tot het inzicht gekomen dat voor jonge meiden die extreem suïcidaal zijn het antwoord niet in de gesloten jeugdzorg ligt. Maar het vraagt iets van ons allemaal om ze anders op te vangen”, aldus Daan Creemers. Volgens hem is het moeilijker geworden voor behandelaren om ‘te verdragen en te vertragen’, dus om niets te doen en te wachten, juist bij extreem suïcidaal gedrag. “Er is veel maatschappelijke druk. Als een jongere is overleden door suïcide krijgen we te horen: Hadden jullie niet meer kunnen doen? We weten dat bij extreme suïcide-neigingen gedwongen zorg weinig effectief is, maar zullen de risico’s met elkaar moeten verdragen.”

Hij pleit voor meer woonvormen juist voor deze jongeren, waar heel veel nabijheid geboden kan worden. Daar is meer en beter gekwalificeerd personeel voor nodig. “Mensen voelen zich snel onzeker als iemand suïcidaal gedrag laat zien. We zetten nu al veel in. We hebben een vliegende brigade die teams coacht. Er is een FACT-team voor cliënten, we bieden ambulante gezinsbehandeling en er is een spoedteam dat bij mensen thuis komt.”

“Ik voel wel wat voor het pleidooi om het echt regionaal goed te organiseren, ook eventueel gesloten jeugdzorg. Je laat vanuit hier niet een behandelaar naar de ander kant van Nederland rijden, terwijl de jongere hier wel weer terugkomt en je hem perspectief moet bieden. We moeten de zorg echt beter organiseren in de normale wooncontext, dat is wat wij ook willen.”

Kritiek klinkt er ook als het gaat om de samenwerking tussen de ggz en de JeugdzorgPlus. Dat kan inderdaad beter, vinden de twee. “Daar schuurt nog het een en ander. Er is wel samenwerking rond overdracht en informatie-uitwisseling, maar het blijft een ingewikkeld proces, ook omdat er overal tekort aan personeel is.”

Daan Creemers: “We zouden willen dat behandeling door kan lopen als een kind gesloten zit of in ieder geval al op zou starten als het weer terugkomt. Dat soort dingen ontstaan nu langzaam en onderzoeken we. We zijn lerend, maar het blijft ingewikkeld.” Soms worden diensten over en weer meegedraaid. Ook zijn er medewerkers van de JeugdzorgPlus getraind over omgaan met suïcidaliteit en geweldloos verzet. “Dat mag wat mij betreft wel meer.”

Wils vult aan: “Moet de gesloten jeugdzorg dicht of niet? Is hier sprake van psychiatrie of jeugdzorg? Ik zou graag af willen van dit soort discussies. We moeten met elkaar zo dichtbij mogelijk de best mogelijke zorg bieden. De vorm is minder relevant. Maar laten we geen kinderen meer over de schutting gooien, en samen met elkaar en met het gezin de zorg goed organiseren.”

Lees ook de column van ons bestuurslid Bas Timman over de actuele ontwikkelingen rond de JeugdzorgPlus. Meer weten over initiatieven om te komen tot eerdere, snellere en beter passende hulp? Kijk dan op deze webpagina van StroomOP.

Eerder verschenen in de reeks “Als morgen de JeugdzorgPlus stopt” de verhalen van Giovanni Coenen, Romy, Klaas Reis, Frederique Coelman,  Marleen Luimes & Elise Melker, Kavita Parbhudayal, Jan Pieter Meijer, Rochelle, Lieke van Domburgh, moeder MoniqueBenjamin en moeder Judith.


Deel deze pagina: