Als directeur-bestuurder van Samenwerkingsverband Primair Onderwijs Amsterdam Diemen heeft Joost van Caam zich gespecialiseerd in vraagstukken rondom de integratie van onderwijs en (jeugd)zorg. Wat valt hem op en wat kan er volgens hem beter?
Het is zijn taak om verschillende partijen met elkaar om tafel te krijgen, die naar elkaar willen luisteren en kijken naar een gezamenlijke oplossing. Met als doel: onderwijs van goede kwaliteit en oog voor passende ondersteuning. Van Caam zegt daarover: “Zorg voor leerlingen én hun ouders. Door de jaren heen heb ik geleerd dat onderwijs de beste vorm van jeugdhulp kan zijn. Maar dat kunnen we niet alleen. Veel kinderen hebben hulp nodig, voor uiteenlopende dingen. De jeugdzorg staat onder flinke druk en begint een duizenddingendoekje te worden voor alles wat we lastig en ingewikkeld vinden. Dit wordt grotendeels veroorzaakt door de prestatiedruk binnen het onderwijs.”
Minder druk, meer maatwerk
Volgens Van Caam moet het onderwijs op de schop “ We moeten stoppen met kinderen door dezelfde mal heen te trekken en met elkaar te vergelijken. Ons onderwijs- bestel is al honderd jaar nagenoeg ongewijzigd. Terwijl we weten dat het niet functioneert, want het vergroot de kansongelijkheid. Kinderen worden al voorgesorteerd voor vervolgonderwijs als ze elf, twaalf jaar zijn. Het streven naar het hoogst haalbare niveau heeft voor een grote prestatiedruk gezorgd, waar kinderen onder gebukt gaan. Daar hebben ouders en de scholen onbedoeld een negatieve rol in gespeeld. Met als gevolg dat kinderen die anders denken of op een andere manier leren, buiten de groep en buiten de school vallen. Zo vallen er onnodig slachtoffers, terwijl ik vind dat we moeten zorgen voor maatwerk. Maar helaas zijn we hier in het onderwijs niet zo goed in. Alle stelselwijzigingen – inclusief passend onderwijs – ten spijt. Het onderwijs moet op meerdere vlakken anders, want de scores voor rekenen, lezen en schrijven worden steeds lager. En het lerarentekort wordt steeds groter. Deels omdat de werkdruk hoog is. Er zijn nu meer kinderen dan ooit die speciaal onderwijs volgen of thuis zitten, omdat ze nergens terecht kunnen. We moeten niet met kinderen lopen leuren en ze naar speciale scholen sturen, maar ze in de eigen wijk houden: ze laten weten dat ze erbij horen. Ik vind het belangrijk om een stem te geven aan kinderen die graag leren, maar moeite hebben met de manier waarop het hedendaagse onderwijs is georganiseerd.”
Meer begrip
Beter samenwerken tussen scholen en de jeugdzorg kan helpen, meent Van Caam. “Leraren en jeugdzorg- medewerkers willen wel. Maar de organisaties waar ze werken, zijn vaak star en log, waardoor verandering moeilijk is. Binnen onze eigen organisatie hebben we in 2010 goede stappen gezet als het gaat om de samenwerking tussen professionals in de jeugdzorg en het speciaal onderwijs. Dit hebben we gedaan door elkaars rol beter te leren begrijpen. We hebben eerst de verschillen tussen elkaar en de vooroordelen over elkaar uitvergroot, om daarna samen aan de slag te gaan met de overeenkomsten en de voordelen die onze samenwerking biedt. Zo kregen we meer begrip voor elkaars rol en taak. We stopten met oordelen en verwijzen naar elkaar en begonnen elkaar te ondersteunen en aan te vullen. Bijvoorbeeld als het gaat om kinderen die vaak te laat komen. Verzuim of te laat komen is meestal een symptoom van onderliggende problematiek, zoals armoede, een gespannen thuissituatie of mantelzorg voor andere kinderen in het gezin. Hulpverleners kwamen in de school en praatten met ouders om ook hun kant van het verhaal te horen. In tegenstelling tot wat wij in het onderwijs gewend waren te doen: boos worden op ouders als ze hun kind weer te laat kwamen brengen. De hulpverleners kwamen vaak tot de kern van het probleem, terwijl leraren niet wisten wat er met hun leerling aan de hand was. Helaas sneuvelde deze werkwijze na vijf jaar, door stelselwijzigingen.
Maar deze manier van samenwerken tussen hulpverleners en leraren vormt vandaag de dag nog steeds een voorbeeld voor nieuwe initiatieven. Zoals School2Care, Plein3, de trajectklas, SJSO (specialistische jeugdhulp in het speciaal onderwijs) en onderwijszorgarrangementen waarbij een hulpverlener en leraar samen een groep jeugdigen begeleiden. In de samenwerking tussen leraren en hulpverleners zit wat mij betreft de oplossing. Dit is zeker niet alleen mijn idee: er zijn veel pioniers die dit ook vinden. Deze schoolleiders verlaten de veiligheid van de gebaande paden en oude opvattingen, zoals ‘onderwijs is van de leraren en jeugdhulp van de hulpverleners’. Zij doen het anders en hebben bestuurlijke steun nodig. Daarom stap ik graag op de zeepkist om deze boodschap te verkondigen. Net zo vaak tot er écht iets verandert.”
Drempel verlagen
“We moeten het belang van het kind vooropstellen en meer met elkaar overleggen,” meent Van Caam. “Niet steeds de zorg voor een kind overdragen aan een andere professional, maar het compact en overzichtelijk houden. Niet alleen het kind meenemen in de zorg, maar ook de ouders. Het onderwijs en de jeugdzorg bestaan nu naast elkaar, met eigen financiers en opdrachtgevers, terwijl het zo goed zou zijn als ze meer bij elkaar zouden horen. In Amsterdam doen we dit al deels. Broodnodig, omdat zo’n 70 tot 80 procent van de leerlingen in het speciaal onderwijs jeugdhulp krijgt. Er is hulp bij de diagnostiek, gezinshulp op school en behandeling. Met succes: onderwijsprofessionals voelen zich beter ondersteund door professionals uit de jeugdzorg. En de bereidheid van ouders om mee te werken neemt toe, omdat het aanbod vanuit de school komt, niet vanuit de hulpverlening. Dit verlaagt de drempel voor ouders om hulp te accepteren en dat werkt goed! Helaas staat er, ondanks de positieve resultaten, druk op deze samenwerking.”
Meer naar de context kijken
Van Caam ziet deze samenwerking nog niet op grote schaal van de grond komen. Al heeft hij wel hoop: “Het enorme lerarentekort is niet te ontkennen. Er zijn al scholen die hierom een vierdaagse schoolweek hebben ingevoerd. Hier kan de politiek niet van wegkijken. Ik denk dat die urgentie gaat helpen bij een verandering. Het is nu te ingewikkeld georganiseerd: laten we het makkelijker maken. Laten we niet met een heel peloton om een gezin gaan staan, om te zeggen dat het niet goed gaat. Maar laten we meer naar de context kijken: waarom laat een kind dit gedrag zien? Dan kunnen we daarop sturen.”
Hoe kunnen jeugdhulpverleners hierbij helpen?
“Doe wat je hart je ingeeft. Als je een kind of gezin begeleidt, zorg dan dat je weet hoe het met dat kind gaat – op school of tijdens de gymles. Vraag ook hoe het met de ouders gaat. En wees je ervan bewust dat een leraar dezelfde hulpvraag heeft. Ook die staat emotioneel in de wedstrijd. Help dus niet alleen het kind, maar waar mogelijk ook de ouder en de leraar. Zo help je uiteinde- lijk het kind. De kennis die we samen hebben, is enorm: er zijn genoeg professionals voorhanden, we hoeven ze alleen maar bij elkaar te brengen. Zodat we niet inzoomen op het kind en zijn beperking, maar op de belemmeringen waar het mee te maken krijgt en daar oplossingen voor kunnen bedenken. Dat kan, ik heb veel mooie voorbeelden gezien, heb ervaren dat het werkt en ik geloof erin. Daarom maak ik me sterk voor een revolutie van binnenuit en hoop op een sneeuwbaleffect door het hele land.”
Dit artikel stond in het JN-magazine van juni 2024 met als thema ‘in beweging’.
Je kan het hele magazine bekijken via deze link.