Choreograaf Dalton Jansen: ‘ik probeer een stem te geven aan jongeren’

Dalton Jansen (30) groeide sinds zijn twaalfde op in verschillende jeugdzorginstellingen. Daarnaast danst hij al van jongs af aan en maakt nu als choreograaf dansvoorstellingen over zijn jeugd. Zijn missie is jeugdzorg meer bekendheid en een ander, genuanceerder gezicht te geven. Maar er is ook geleden leed. “Door het systeem heb je het gevoel niet normaal te zijn als kind.”  Volgens hem kan dat anders.

Dalton Jansen zit niet graag stil. Naast zijn werk als choreograaf en het runnen van zijn dansgezelschap Blackbirds heeft hij zijn handen vol aan lesgeven, het verzorgen van workshops, deelname in
commissies en panels. “Ik word veel gevraagd voor dat soort activiteiten, omdat ik een andere visie meebreng. En ik maak me natuurlijk sterk voor inclusie en diversiteit. Maar ik ben ook vaak op kantoor om nieuwe voorstellingen te maken. In dit vak moet je hard werken om relevant te blijven. Dus ik ben altijd bezig en onderneem van alles. Ik denk dat ik daarom zoveel werk heb; mensen zien dat ik op niemand wacht.”

Aansluiting vinden

Hij richtte in 2021 het dansgezelschap Blackbirds op, om jongeren in sociaal moeilijke situaties te ondersteunen. “Het jeugdzorgsysteem is op een bepaalde manier te vergelijken met de kunst- en  cultuursector,” stelt hij. “Ik zag vanuit de dansopleiding dat er bij dansgezelschappen voornamelijk witte lichamen werden aangenomen. Een bepaalde groep jongeren – vaak ook met een moeilijke thuissituatie – komt er gewoon niet tussen. Dus richtte ik een eigen gezelschap op voor jongeren die het gevoel hebben dat ze misplaatst zijn in deze maatschappij.
Ik wil er voor ze zijn en vertellen dat zíj er – ondanks tegenslagen – mogen zijn. Ik vind het heel vet om deze jongeren in contact te brengen met kunst en cultuur. Maar ze hoeven niet per se danser te worden ofzo. Ze mogen zich ook aansluiten voor een gesprek of omdat ze productieleider willen zijn. Ik probeer gewoon stem te geven aan die groep jongeren of jongvolwassenen. En dat lukt wel omdat ik aansluiting met ze kan vinden door mijn eigen verleden.”

Niet normaal voelen

Toen Jansen acht jaar was, kwam er een gezinsondersteuner om zijn moeder bij de opvoeding te helpen. “Mijn moeder had geen grip meer op mij, ik was de baas. Ik ging naar het speciaal onderwijs maar dat verliep ook moeizaam. Een vriendin van mijn moeder heeft mij nog een poos in huis gehaald, maar ik moest op een gegeven moment terug naar huis. Mijn moeder woonde toen samen met haar nieuwe vriend. Die man zorgde voor heftige incidenten, waaronder huiselijk geweld. De kinderbescherming kreeg ons in het vizier en besloot op een dag dat ik het huis uit moest,” vertelt Jansen aangedaan. “Het was er onveilig voor mij. De open jeugdzorg zat in die tijd al vol en daardoor kwam ik via de crisisopvang in de gesloten jeugdzorg terecht. Pas twee jaar later ben ik in een open  jeugdzorginstelling geplaatst. Ik kreeg een voogd toegewezen omdat mijn moeder in een blijf-van-mijn-lijfhuis verbleef en niet naar mij toe kon komen.”
Jansen woonde tot aan zijn achttiende in een open jeugdzorginstelling. “En dan, als je achttien bent, dan moet je weg. Maar ik was bang om weg te gaan en kon tot mijn zesentwintigste begeleid blijven wonen. Ik voelde grote angst om de maatschappij in te gaan. Door het jeugdzorgsysteem heb je het gevoel niet normaal te zijn als kind.”

Ergens bijhoren

Zijn eerste dansles volgde hij op zijn twaalfde bij een Rotterdams hiphophuis. “Dat is een dansschool waar je de kern van hiphop leert,” licht Jansen toe. “Ik vond dat supervet, kon er mezelf zijn. In die tijd had ik moeite met school, autoriteit en agressieve gevoelens. Dansen gaf me een bepaalde rust. Ik kon ellende even vergeten en het dansen hielp mij. Op een gegeven moment hoorde ik bij een dansgroep, ik vond het tof om echt ergens bij te horen.” Toen Jansen uit huis was geplaatst kon hij dansles blijven volgen en later, op de middelbare school waar hij heenging, was er een dansprofiel voor scholieren die aan topsport deden. “Daardoor kon ik mijn ei kwijt op school.” Hij deed een grafische opleiding om daarna de tweejarige dansopleiding in Arnhem te volgen en vervolgens rondde hij in Amsterdam zijn vierjarige hbo-dansopleiding af. “Overdag studeren en in de avonden danste ik met mijn dansgroep. Op mijn 21e begon ik met choreografie. Ik was iemand die snel de leiding nam en wilde naast hiphop ook experimenteren met moderne dans. Als choreograaf begon ik heel klein, met een solo of duet. Dat waren toen nog niet zulke diepe onderwerpen, ik wilde gewoon iets vets maken.”

Kunst mag bevragen

Inmiddels is zijn werk binnen zijn vakgebied alom bekend en maakt Jansen groepschoreografieën. Zijn inspiratie voor voorstellingen haalt hij uit zijn verleden. “Langzaam ging ik van vette dingen maken naar ‘oké, ik wil vertellen over wat ik meemaakte in de jeugdzorg’. Ik wilde een stem geven aan het kind, aan de jongeren in een jeugdzorgsysteem. Door te laten zien wat er daar met jongeren gebeurt – en hoe begeleiders daarin werken – wilde ik het jeugdzorgsysteem bevragen. Ik geloof dat kunst iets mag bevragen. Kunst is voor mij niet alleen maar amusement. Ik vind het belangrijk dat
mensen de jeugdzorg gaan leren kennen, want veel mensen in Nederland weten er weinig vanaf. Heel veel kinderen die in een instelling wonen, schamen zich daarvoor. Ik denk dat als er meer  maatschappelijk bewustzijn komt over groepsvoorzieningen, als er transparant over wordt gesproken, dat er dan veel minder jongeren zijn die zich schamen. En het gewoon kunnen vertellen op school.”

Andere blik

Volgens Jansen heeft de jeugdzorg over het algemeen een negatief beeld in Nederland. “Ergens is dat een feit, de verhalen – zoals laatst ook die van Jason (documentaire Jason over gesloten jeugdzorg, red.) – komen niet voor niets naar buiten. Maar wat ik soms jammer vind, is dat de positieve verhalen niet worden verteld in de media. De jeugdzorg was voor mij een moeilijke tijd en
tegelijkertijd ben ik ook blij dat ik daar naartoe kon. Ergens is het super dat dit er is voor jongeren die door een onveilige situatie niet meer thuis kunnen wonen. En natuurlijk bestempelde ik – zeker als puber – de jeugdzorg als negatief. Toch kan ik nu, als dertiger, beter reflecteren op het jeugdzorgsysteem. Ik kan er op een andere manier naar kijken. Het is logisch dat ik als kind terug naar huis wilde. Maar nu zie ik in dat dat niet haalbaar was.”
De choreograaf stelt dat je altijd je eigen motivatie in de hand hebt. “Soms krijgen veel mensen de schuld van iemands situatie. En ja, er zijn fucked-up begeleiders, maar het ligt soms ook aan jezelf. Jij kan kiezen welk leven je wilt. Op een gegeven moment moet je wel door. Dat ik het dansen heb gevonden, en veel begeleiders bij jeugdzorg mij daarin ondersteunden, is een privilege en een geluk geweest. Ik weet niet hoe het met mij zou zijn geweest als ik het dansen niet had gevonden. De persoon die ik nu ben, komt door wat ik heb meegemaakt. Ik ben best trots op mezelf.”

Eén strakke lijn

Jansen vond zijn tijd in de jeugdzorg niet altijd makkelijk. Het grootste struikelblok was voor hem de machtsposities die begeleiders in zijn ogen hadden. “Dat, vond ik heel moeilijk. Dat begeleiders een bepaalde macht over je hebben en je niet weet waar het naartoe gaat. Alle activiteiten die ik deed, gingen volgens een tijdschema. Als ik mij niet aan de tijd hield, dan werd ik daarop  aangesproken. Alles werd ook geregistreerd, dan werd er weer gerapporteerd wat je wel of niet deed. Alles is zo op macht ingezet. Ze trekken voor iedereen één strakke lijn, maar elke persoon die daar komt is anders. Ik geef nu zelf ook les op scholen en het is nodig om omgangsregels te maken waar iedereen zich aan houdt. Maar waar ik moeite mee had bij jeugdzorg is hoe alles voor iedereen hetzelfde werd gemaakt. Daardoor raak je je eigen identiteit kwijt. Kinderen en jongeren worden een soort blanco persoon terwijl het zo belangrijk is om als kind gezien en gehoord te worden.”

Aandachtig luisteren

Over verbeterpunten in de jeugdzorg heeft Jansen wel wat ideeën. “In de jeugdzorg is geen diversiteit, ik had veel witte begeleiders. Ik ben van Curaçaose afkomst en ben met die cultuur opgevoed. Maar op zo’n groep wordt één kleur gecreëerd, die heel Westers is ingezet.” Ook kaart hij het belang van goed luisteren aan. “Natuurlijk is een kind jong, maar er kan veel meer ingecheckt worden bij een kind. Hoe voer je een gesprek vanuit de benadering en beleving van een kind? Het gaat erover dat je het kind ziet. Dat je luistert en dat je je niet afsluit voor wat het kind zegt, wil of nodig heeft.
Blijf in oplossingen denken.”
Volgens Jansen zouden uithuisplaatsingen niet meer moeten voorkomen, maar als het moet, dan moeten ze milder zijn. “Een uithuisplaatsing is zwaar. Vooral de manier waarop dat gaat; met politie, inclusief politiebusjes en al dat soort dingen. Dat creëert een hele nare vibe. Ik denk dat geen enkel kind dat ooit vergeet.”

Mooie momenten

Jansen is momenteel druk bezig met het maken van een nieuwe dansvoorstelling over Rastafari. Hij ziet zijn moeder af en toe. “We gaan graag naar een Dominicaans restaurant vlak bij mijn huis om te eten,” vertelt hij. “Ze heeft natuurlijk mijn opvoeding gemist, ik ben een ander persoon geworden dus we zijn nog een beetje aan het zoeken hoe we daarin met elkaar omgaan. Dat gaat, zeg maar, langzaam. Ik zie dat mijn moeder ouder wordt. Ik wil eigenlijk vergeten wat er vroeger allemaal is gebeurd en mij richten op de mooie momenten die we samen nog kunnen beleven. We zijn nu op een plek aangekomen om van elkaar te genieten.”

Meer over Dalton en zijn producties lees je op de site van Theater Rotterdam


Dit interview met Dalton Jansen is het hoofdartikel in het JN-magazine met als thema ‘in beweging’.
Dit magazine verscheen in juni 2024. Je kan het hele magazine bekijken via deze link.


Deel deze pagina: