Jeugdzorg Nederland publiceerde begin oktober een onderzoek naar de jaarrekeningen en jaarverantwoordingen over 2018 van organisaties met inkomsten uit de Jeugdwet. Uit dit onderzoek blijkt dat het niet goed gaat met een belangrijk deel van de jeugdhulporganisaties: bijna de helft van de zogenoemde systeempartijen scoort financieel onder de norm, een derde maakt zelfs verlies. Op basis van de jaarverantwoordingen van kleine aanbieders concludeerden we dat díe gemiddeld hoge winsten realiseren. Follow The Money (FTM) dook ook in deze cijfers en constateert dat die laatste conclusie geen stand houdt, omdat de cijfers voor verschillende rechtsvormen niet met elkaar te vergelijken zijn. Ook signaleert FTM andere tekortkomingen in de dataset van DigiMV, het overheidsportaal waar de jaarverantwoordingen aangeleverd moeten worden.
Nuancering
Het onderzoek van FTM laat zien dat de wijze waarop Jeugdzorg Nederland het gemiddelde ‘winstpercentage’ berekend heeft, geen recht doet aan de onderlinge verschillen bij kleine aanbieders: wanneer de vergoeding voor arbeid voor de eigenaar nog ‘in’ het gepresenteerde resultaat van de onderneming zit, zoals dat het geval kan zijn bij sommige rechtsvormen die bij kleine aanbieders veel voorkomen, geeft dat uiteraard een ander beeld dan bij organisatievormen waar het salaris geen onderdeel van het resultaat is. Wij moeten onze conclusie dat kleine aanbieders gemiddeld 35% winst maken dan ook nuanceren. De feitelijke berekening klopt, maar een deel van de winst is in sommige gevallen ook te beschouwen als salaris.
Problemen met dataset
Na de publicatie van ons onderzoek hebben we er met verschillende partijen over gesproken. In gesprekken met (vertegenwoordigers van) kleine aanbieders werden we er al op gewezen dat de vergoeding voor arbeid van de eigenaar/ondernemer soms in het resultaat kan zitten, waardoor deze ‘winst’ onvergelijkbaar is met bijvoorbeeld de winst van bv’s en stichtingen. Vanaf dat moment hebben we in onze contacten deze nuance aangebracht en aangegeven dat transparantie en betere informatievoorziening nodig is omdat uit de informatie die beschikbaar is in de dataset die door de overheid wordt bijgehouden, niet kan worden herleid welk deel van de winst vergoeding voor arbeid is. Dat de informatie die landelijk verzameld wordt uit de jaarverantwoordingen zo slecht bruikbaar blijkt om te analyseren en er conclusies aan te verbinden, baart ons zorgen.
Belangrijkste conclusie analyse blijft staan
Dergelijke rechtsvormen waarbij (een deel van) de winst vergoeding van arbeid van de eigenaar/ondernemer (vof, maatschap en eenmanszaak) is blijken vooral voor te komen bij aanbieders met een omzet tot 2,5 miljoen euro. Bij de grotere aanbieders met een volledige jaarrekening zijn de winstpercentages beter op een onderling vergelijkbare manier uit te drukken. Dat het met de systeempartijen financieel slecht gaat, is dan ook glashelder: dat blijft de belangrijkste en meest zorgwekkende conclusie uit ons onderzoek. We gaan graag met het ministerie, VNG en andere betrokkenen in gesprek over de wijze waarop wel meer transparantie verkregen kan worden over de geldstromen en winstpercentages in de jeugdzorg.