Voorgestelde wijziging woonplaatsbeginsel leidt nog niet tot minder administratieve lasten
Aanstaande woensdag behandelt de Tweede Kamer het wetsvoorstel dat het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet wijzigt. Jeugdzorg Nederland roept de Tweede Kamer op de wetswijziging een jaar uit te stellen, omdat er onjuiste aannames zijn gedaan. Het huidige woonplaatsbeginsel, dat bepaalt welke gemeente financieel verantwoordelijk is voor de zorg, is ingewikkeld en leidt daarom tot hoge administratieve lasten en conflicten. Het nieuwe woonplaatsbeginsel zou eenvoudiger zijn en daarmee de administratieve lasten fors verlagen, zowel voor gemeenten als voor jeugdzorgorganisaties. Jeugdzorg Nederland constateert nu dat er een onjuiste aanname ten grondslag ligt aan de plannen. Ook de uitvoeringstoets die het Rijk bij wetswijzigingen moet uitvoeren en die in 2017 is uitgevoerd, ging uit van deze onjuiste aanname. Welke gemeente financieel verantwoordelijk is, zou eenduidig uit de ‘basisregistratie personen’ (BRP) af te leiden moeten zijn, omdat middels een ‘vinkje’ onderscheid gemaakt zou kunnen worden tussen zorglocaties en thuisadressen, maar dat blijkt niet zo te zijn. Jeugdzorg Nederland stelt daarom voor de wijziging een jaar uit te stellen en in die tijd een systeem te bouwen waaruit de verantwoordelijk gemeente wél af te leiden is.
Het woonplaatsbeginsel bepaalt welke gemeenten (financieel) verantwoordelijk is voor de jongere en de rekening van de zorgaanbieder moet betalen. Voorheen was dat de gemeente waar de gezagsdrager woonde. In het nieuwe voorstel is dat de gemeenten waar de jongere woont, behalve als dat bij een zorglocatie of pleeggezin is omdat anders gemeenten die veel locaties hebben groot nadeel ondervinden. In dat geval is de gemeente waar de jongere woonde, voorafgaand aan de zorg, verantwoordelijk. Om snel te kunnen vinden welke gemeente verantwoordelijk is, is van belang dat in het BRP zichtbaar is of het adres waar iemand verblijft zijn thuisadres of een zorglocatie is en als het om een zorglocatie gaat in welke gemeente daarvoor het verblijf was (thuisadres). “Steeds is gezegd dat dit onderscheid tussen een ‘gewoon adres’ en een ‘zorgadres’ met een vinkje in het BRP eenvoudig te maken was. In alle gesprekken over deze wetswijziging, en ook in de uitvoeringstoets, is daar vanuit gegaan. Maar nu blijkt dat vinkje niet te bestaan en zijn er ook geen plannen dit alsnog in het BRP op te nemen. Dat maakt dat geautomatiseerde vaststelling van het woonplaatsbeginsel niet mogelijk is. Zo blijft de administratieve rompslomp in stand. En de overgang van het ene woonplaatsbeginsel naar het andere is sowieso al een grote administratieve operatie, die nu nauwelijks iets op gaat leveren aan vermindering van bureaucratie”, aldus Erik Heijdelberg, bestuurslid van Jeugdzorg Nederland.
De brancheorganisatie heeft wel een oplossing. In een apart, eenvoudig systeem zou bijgehouden moeten worden welke jongeren zorg met verblijf ontvangen. Door dit ‘verblijfsregister’ te koppelen aan de gegevens uit het BRP kan wel automatisch vastgesteld worden welke gemeente verantwoordelijk is voor de zorg voor een jongere. ”Hoe dit verblijfsregister precies gevuld moet worden, vergt nadere uitwerking, maar de experts van het ketenbureau i-Sociaal Domein verzekeren dat het te realiseren is. Wellicht kan het zelfs automatisch gevuld worden vanuit de informatie in het standaardberichtenverkeer over toegewezen zorg. Het kost alleen wel tijd, en ook wat geld, om dit verblijfsregister in te richten en te vullen. Het lukt niet om dit nieuwe register en de bijbehorende technische applicatie om de juiste gemeente vast te stellen al op 1 januari 2021 operationeel te hebben”, aldus Erik Heijdelberg. Jeugdzorg Nederland pleit er daarom voor het woonplaatsbeginsel pas te wijzigen als dit verblijfsregister wél gerealiseerd is. “Uitstel is nooit leuk, maar liever een jaar later alles in één keer goed regelen, dan nu een half werkend systeem invoeren, daar veel tijd en energie aan verspillen en het daarna allemaal nog een keer aan moeten passen“, aldus de branche.
UPDATE: VERSLAG VAN HET DEBAT IN TWEEDE KAMER OVER WETSWIJZIGING WOONPLAATSBEGINSEL