De brancheorganisaties Jeugdzorg Nederland, de Nederlandse ggz, VGN en VOBC zijn blij dat er met de uitspraak in de arbitragezaak eindelijk een doorbraak is in het slepende conflict tussen rijk en gemeenten over het jeugdzorgbudget. ‘Het is hoognodig dat de financiële druk bij gemeenten van de ketel gaat, zodat het gesprek weer kan gaan over de kwaliteit van zorg en de veranderingen die nodig zijn’ zegt voorzitter Hans Spigt namens de Branches Gespecialiseerde Zorg voor Jeugd (BGZJ). ‘Want met het extra geld wordt aan een belangrijke randvoorwaarde voldaan, maar er is meer nodig om de vele problemen het hoofd te bieden’. Zo vragen de branches nadrukkelijk aandacht voor de arbeidsmarktproblematiek en de positie van jeugdprofessionals: ‘Zij doen belangrijk en zwaar werk, maar de ruimte om ze beter te belonen ontbreekt tot op heden. Het extra geld mag niet alleen gebruikt worden om tekorten bij gemeenten op te vullen, het is cruciaal dat er voor specialistische jeugdhulp een eerlijker tarief wordt betaald.’
In een eerdere reactie op het rapport van de commissie Sint onderstreepten de jeugdbranches al de noodzaak tot een fundamentele herbezinning van de jeugdwet, ten aanzien van de reikwijdte, de beleidsvrijheid en het niveau van uitvoering. Ook in een brief aan de informateur pleitten de branches voor ‘knopen doorhakken en echte keuzes maken’. Het recent verschenen SER-advies over het jeugdstelsel bevat tien aanbevelingen die door de jeugdbranches onderschreven worden. Spigt: ‘Het extra geld is belangrijk, maar met alleen geld los je de problemen niet op. Het is echt zaak dat er ook op de andere punten door wordt gepakt. Gelukkig benadrukt de arbitragecommissie dat ook. Een nieuw kabinet zal op korte termijn een aantal fundamentele vragen moeten beantwoorden. De Ontwikkelagenda die uiterlijk 1 januari 2022 vastgesteld wordt, moet niet de zoveelste papieren tijger worden, maar echte oplossingen bieden. En voor nu is belangrijk dat het extra geld ook echt op de juiste plek terecht komt’.