Als je werkt in de zorg ben je je ervan bewust dat je te maken krijgt met cliënten die soms een rugzak aan trauma’s met zich meeslepen. Dat je als zorgmedewerker tijdens je werk zelf trauma’s op kan lopen, blijft vaak onderbelicht.
De organisatie waar ik werk is onlangs verhuisd van een bosrijke omgeving ergens diep in de Achterhoek naar een plek die de ‘Laan van Zorg’ genoemd wordt. Het is een lange weg ergens in Twente, die twee dorpen met elkaar verbindt. Op onze afdeling verblijven op het moment elf kinderen. De problematiek is lastig en divers: veel angststoornissen, autisme en PDD-NOS. Er is vaak sprake van acting-out en ook agressie komt voor.
In aanloop naar de verhuizing zijn veel van mijn collega’s op zoek gegaan naar ander werk. Hierdoor is het team waarin ik nu werk niet compleet en zijn we afhankelijk van veel invallers. Gezien de doelgroep waar wij mee werken (jongeren die op de rand van de psychiatrie zitten), is deze onzekerheid niet wenselijk en zorgt het voor veel onrust. Tel hier een verhuizing naar een nieuwe plek bij op en je weet dat je voor een flinke uitdaging staat.
Dan is het zover: De Verhuizing. De hele week erna is het nog rumoerig; de jongeren zijn druk, weten de weg nog niet in het nieuwe huis en ook niet op de afdeling of op het terrein. De eigen kamer voelt nog niet vertrouwd en is daarom geen ‘thuis’. Kortom: de jongeren voelen zich continu onveilig.
Ik kom tegen het einde van de middag op het werk aan en zodra ik de deur opendoe komt de geur van het avondeten me tegemoet. In de keuken staan twee invalkrachten; één van de twee ken ik van een vorige overdracht, de ander is nieuw voor mij. De afdeling oogt rustig. Ik ben iets te vroeg voor de overdracht en besluit te vragen naar bijzonderheden. De ‘nieuwe’ groepsleider zegt tegen me dat Max om me heeft gevraagd, maar dat dit tot na het rustmoment kan wachten. Ik zucht. Max is een prachtfiguur maar loopt regelmatig vast met zichzelf. Hierdoor ben je als begeleider soms uren met hem bezig en komen de overige jongeren dan door tijdgebrek wel eens aandacht tekort.
Ik besluit voor de overdracht vast even naar Max te lopen. Als ik de trap op ben geslenterd en bij zijn kamer aankom, merk ik dat de deur op slot zit. Ik klop op de deur en steek de blauwe sleutel in het slot. Ik roep twee keer Max zijn naam, maar er volgt geen reactie. Op het moment dat ik de deur opendoe, zie ik Max op het bed liggen met een vuilniszak om zijn hoofd. Ik ren naar het bed en probeer de vuilniszak open te trekken. Shit! Zijn handen voelen koud en zijn lippen zijn blauw… Het zal toch niet? Deze gedachte glijdt weg op het moment dat Max met zijn ogen draait.
De uren erna gaan in een roes voorbij. Max is opgehaald en verblijft een nachtje op de psychiatrische verpleegafdeling van het ziekenhuis. Later op de avond ga ik op weg naar de slaapdienstkamer. Ik slenter de trap weer op en wil de sleutel in de deur steken… Ineens ben ik moe en huil ik alle spanning van me af.
En die blauwe sleutel. Heel af en toe als ik een deur opendoe, bekruipt me weer dat beklemmende gevoel… Het zal toch niet?
In de serie ‘Jeugdzorg in de praktijk’ vertellen jeugdzorgprofessionals wat zij meemaken tijdens hun werk. Een van de bloggers is Bjorn van Toorn. Bjorn werkt al dik 20 jaar als professional binnen de jeugd- en gezinshulp bij Pluryn. Met zijn blogs hoopt Bjorn de lezer mee te nemen in verhalen die hij heeft ervaren als bijzonder, gek, mooi, verdrietig of simpelweg de moeite van het vertellen waard vindt. Bjorn is getrouwd, heeft kinderen en is in zijn vrije tijd bezig binnen de culturele sector met het spelen in bandjes en het organiseren van bandjesavonden.