Jeugd verliest bij ping-pongwedstrijd Rijk en gemeenten

De slepende onderhandelingen tussen gemeenten en het Rijk over tekortschietende budgetten voor jeugdzorg zijn geklapt’, schrijft De Volkskrant vanmorgen. ‘Het kabinet komt met geen enkele euro over de brug om de gemeentelijke financiële tekorten op de jeugdzorg te dichten’, aldus Binnenlands Bestuur. Het zijn zorgelijke berichten, maar ze komen niet uit de lucht vallen. De gezamenlijke jeugdbranches hadden vorige maand al forse kritiek op de insteek van het Rijk bij het overleg over het AEF-rapport over de jeugdzorgtekorten: de focus lag vooral op financiële, technocratische (bezuinigings)maatregelen. Het is een nieuw voorlopig dieptepunt in een jarenlange strijd tussen gemeenten en Rijk, met wederom de jeugd(zorg) zelf als grote verliezer.

De discussie tussen Rijk en gemeenten over het geld kent een lange aanloop. In een column in juni 2018 ging ik al in op het ontstaan van die tekorten: ‘Ik ben geen professor in de economie, maar ik kan wel rekenen en dan is het niet moeilijk om te snappen dat deze combinatie van een forse bezuiniging en toenemende behoefte aan hulp onherroepelijk tot problemen leidt.’ Hoewel verantwoordelijk minister De Jonge eerst niets wilde weten van een onderzoek naar tekorten, ging hij in oktober 2018 alsnog overstag.  Diverse onderzoeken volgden, maar die leverden geen duidelijk beeld op van structurele tekorten, dus kregen gemeenten alleen incidenteel extra geld: tot en met volgend jaar 300 miljoen euro extra.

Toen werd afgelopen december het ‘AEF-onderzoek’ gepresenteerd. Dat gaf uitsluitsel: gemeenten komen jaarlijks 1,6 tot 1,8 miljard euro tekort op jeugdzorg. Een ‘kolossaal bedrag’ aldus staatssecretaris Blokhuis. Het kabinet had bij het verlenen van de onderzoeksopdracht ‘niet het vermoeden dat het om zo’n groot tekort zou gaan’, zegt Blokhuis daarover in december tegen Binnenlands Bestuur. ‘Dit tekort erkennen we als rijk. We trekken niet meteen de portemonnee, maar in februari willen we met een gezamenlijk voorstel komen over hoe we met de jeugdzorg verder moeten.’

Het is nu maart. Het gezamenlijke voorstel is er niet gekomen. Sterker, Rijk en gemeenten zijn opnieuw in conflict. En dat is zorgelijk. Extra zorgelijk omdat gemeenten, zolang ze grote tekorten hebben, blijven drukken op de tarieven van met name de organisaties die hulp bieden aan de kinderen met de meest complexe problemen, dus aan de meest kwetsbare kinderen. En die verkeren in steeds zwaarder financieel weer. Dat blijkt uit onderzoek na onderzoek. Onze professionals verdienen goede arbeidsvoorwaarden en die staan enorm onder druk. Er zijn faire tarieven nodig om te investeren in vernieuwing en professionalisering.

Het is echter niet alleen een kwestie van meer geld; het is ook zaak dat het geld dat er is op de juiste plek terecht komt. Terecht wijst Harrie Verbon, eveneens vandaag in De Volkskrant, op de scheefgroei, zoals zorgaanbieders die forse winsten realiseren en waar gemeenten te weinig aan doen. Al het geld dat weglekt, gaat ten koste van de zorg voor kwetsbare kinderen. De vraag is gerechtvaardigd: komt het geld dat wel terecht komt bij de zorg, wel bij de juiste zorg terecht? Die is nog steeds niet beantwoord.

We hadden graag met Rijk en gemeenten naar deze vraag gekeken, en ook naar inhoudelijke verbeteringen van het stelsel en de zorg. Naar hoe we meer eenvoud en uniformiteit zouden kunnen creëren, zowel in inkoop als in de toegang tot jeugdhulp. Hoe we tot een basispakket van jeugdhulp zouden kunnen komen dat in alle gemeenten gelijk is en waarin ook de gespecialiseerde jeugdhulp goed geborgd is. We hadden willen kijken naar oplossingen voor het stagneren van de uitstroom, naar een soepele overgang tussen stelsels in plaats van een harde ‘knip’ bij het bereiken van een bepaalde leeftijd en naar preventie.

We willen dat nog steeds. We doen daarom een klemmend beroep op Rijk en gemeenten om er samen uit te komen. In vrijwel alle verkiezingsprogramma’s staat dat gemeenten meer geld moeten krijgen voor de jeugdzorg. Hopelijk maakt een nieuw kabinet hier wel werk van, al is het meer dan jammer dat we daar vier jaar op hebben moeten wachten.

Hans Spigt, voorzitter Jeugdzorg Nederland


Deel deze pagina: