Jeugdbescherming is een te lange keten, die kinderen te lang op hulp laat wachten. Hef enkele instanties op, schreef Astrid Rotering, bestuurslid van Jeugdzorg Nederland, onlangs in een opiniestuk in NRC. Hieronder leest u de integrale tekst.
Jeugdbescherming kan met minder instanties toe
Eind januari stonden er 2.800 kinderen op de wachtlijst van de Raad voor de Kinderbescherming. Over deze kinderen ontvangen we ernstige signalen van onveiligheid. Dat is zeer zorgelijk. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd tikte de raad dan ook op de vingers.
Jeugdbescherming is ingewikkeld georganiseerd. Bij vermoedens van kindermishandeling doet Veilig Thuis een eerste onderzoek. Bij ernstige signalen van onveiligheid doet de Raad voor de Kinderbescherming uitgebreider onderzoek en adviseert ze de kinderrechter. Na een uitspraak van de rechter onderzoekt Jeugdbescherming met het gezin hoe de onveilige situatie kan worden aangepakt. Deze drie instanties worden apart gefinancierd en werken vanuit verschillende rechtsposities, respectievelijk Wmo, Burgerlijk Wetboek, en Jeugdwet.
Ruim acht maanden na de eerste melding van onveiligheid krijgen gezinnen pas contact met een jeugdbeschermer, concludeerde onderzoeker en pedagoog Adri van Montfoort vorig jaar na een onderzoek in Midden- en West-Brabant. Belangrijkste oorzaak zou de lengte van de keten zijn. Iedere instantie staat voor dezelfde vragen, dezelfde gezinnen en werkt op basis van min of meer dezelfde informatie. Maar ieder „moet een eigen plan maken, met eigen regels en een eigen taakomschrijving werken, op basis van eigen bevoegdheden”, aldus Van Montfoort.
Uiteraard moet ingrijpen in het ouderlijk gezag uiterst zorgvuldig gebeuren. Maar hebben we met de huidige keten echte zorgvuldigheid gecreëerd, of bestaat deze alleen op papier? Elke schakel maakt de keten langer en laat het kind langer op hulp wachten. Bovendien is het huidige systeem kwetsbaar. Er ontstaat al snel een waterbedeffect: los een probleem zoals nu bij de Raad voor de Kinderbescherming op en het verschijnt in de volgende schakel. Dezelfde kinderen die nu op de wachtlijst bij de Raad voor de Kinderbescherming staan, zouden dan zomaar op een andere lijst kunnen komen , namelijk die van de jeugdbeschermingsorganisaties. Daarnaast is het personeelstekort groot: tientallen zo niet honderden vacatures staan open. En elke instantie vist in dezelfde vijver van professionals.
Daarom moeten we de handen nu ineen slaan. We moeten de ‘bestaande processen’ niet opnieuw ‘optimaliseren’, maar de taken van Veilig Thuis, de Raad en de jeugdbescherming samenvoegen: één werkproces met ingebouwde checks and balances en een stevige positie van de kinderrechter. We moeten de keten opnieuw opbouwen in het besef dat we zuinig moeten zijn op het beperkte aantal professionals, maar vooral omdat we het de gezinnen verplicht zijn tijdig te handelen.
Nu zijn de wachtlijsten van de Raad het onderwerp van een kritisch inspectierapport, misschien zijn het de volgende keer die van ons. Juist omdat Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming en de jeugdbeschermingsorganisaties verantwoordelijk zijn voor dezelfde kinderen, moeten we dit probleem samen oplossen. Wat mij betreft zijn één of twee van onze instanties overbodig.