Het langverwachte bestuursakkoord is er. De rijksoverheid en de Vereniging van Nederlandse gemeenten hebben afspraken over de overheveling van taken van het centrale naar het decentrale niveau. Dat is mooi. Voor het rijk althans. Want het overboeken van pakweg 8,5 miljard euro naar de gemeenten levert een besparing voor de schatkist op van 1,8 miljard.
Een besparing die de gemeenten moeten realiseren. Die moeten de wethouders realiseren door allerlei sociale regelingen die bestemd zijn voor de onderkant van de arbeidsmarkt – in Haags jargon – te stroomlijnen en op elkaar af te stemmen. De nieuwe wet ‘Werken naar Vermogen’ moet hiervoor het wettelijk kader scheppen.
Daarnaast moet de jeugdzorg effectiever en efficiënter uit worden gevoerd dan nu het geval is, zo is de veronderstelling. Dat kan door preventief aan de slag te gaan en voortijdig problemen te signalen, denkt het kabinet.
Hoe dat moet? Dat wordt de zorg voor de wethouders. Een waarschuwing alvast: het zou best eens kunnen zijn dan er niet minder maar juist meer zorgvraag gaat ontstaan. Als daar behoefte aan is, dan is dat prima natuurlijk. Maar dan hoort daar ook geld bij.
Maar niet gesomberd: met een geïntegreerd jeugdzorgstelsel kan en zal de zorg effectiever en efficiënter kunnen worden uitgevoerd. Dat is ook de terechte vooronderstelling van het kabinet. Maar dan moeten het kabinet en de gemeenten ook de rug rechthouden. Zonder een geïntegreerd stelsel – inclusief de jeugd-GGZ – komt van de besparingen niets terecht. Dan rekent het kabinet zich rijk. En rekenen de gemeenten zich arm.
Hans Kamps
voorzitter Jeugdzorg Nederland