‘Niemand greep hem in zijn nekvel, hij was immers achttien’

“Heeey Kaarienheee”,

Ik hoorde het een aantal keer, voor ik besefte dat dit mogelijk voor mij was en ik opkeek. Ik zat heerlijk op een terras met het eerste voorjaarszonnetje op mijn gezicht. Ik moest even goed kijken, er ging niet gelijk een belletje rinkelen.

De jongeman voor mij deed zijn petje af: “Ik ben het.”

“Ahhh Abel. Jeetje wat ben je volwassen geworden. Ga zitten, hoe is het met je?”

De laatste keer dat ik Abel zag, was hij zeventien en op weg van een behandelgroep naar een kamertraining. Abel had een lange weg in jeugdzorgland afgelegd, veel pleeggezinnen en groepen gezien. Iets waar hij veel last van had, hij kon zich niet hechten aan volwassenen, vriendjes en leraren. Hij was zo toe aan een plekje voor zichzelf, maar we kregen het destijds bij de gemeente nog niet voor elkaar om zelfstandig te wonen, eerst was de tussenstap van de kamertraining nodig ter voorbereiding.

Nippend aan zijn cola vertelt Abel dat het nu beter met hem gaat.
Hij heeft een lieve vriend en hij heeft weer een huis. Abel vertelt een tijd dakloos te zijn geweest. Hij neemt mij in vogelvlucht mee in zijn leven vanaf zijn achttiende toen hij de kamertraining verliet. Hij had kunnen blijven, maar kon niet wachten om de jeugdhulp achter zich te laten en terug te verhuizen naar de gemeente waar hij was opgegroeid. Hij ging daar ‘op kamers’.

In theorie wist hij hoe hij met financiën om moest gaan, hoe hij moest plannen, hij had veel geleerd om op eigen benen te staan.

De praktijk bleek toch weerbarstiger. Ja, zijn hulpverlener is nog een tijdje met hem mee opgelopen, maar dat was één van de velen die hij voorbij zag komen in de loop der jaren. Hij had er geen klik mee, dus wilde hij er ook zo snel mogelijk van af. Nee, hij was niet hulpverleningsmoe, hij was moe om iedere keer zijn verhaal wéér te moeten vertellen, nieuwe doelen op te stellen, weer nieuwe afspraken te maken. Hij was er klaar mee, hij wilde regie over zijn eigen leven. Geen verantwoording afleggen aan iemand die hij niet echt kent, alleen aan zichzelf.

De gemeente waar hij op kamers ging, was de plaats waar hij zo graag wilde wonen. Hij had er goede herinneringen aan, er wonen fijne mensen met wie hij een band had. Maar daar vond hij niet wat hij eerder achter had gelaten. Hij bleek na die lange tijd dat hij weg was, ontworteld te zijn. Zijn vrienden gingen hun eigen weg. Hun herinneringen en geschiedenis waren niet meer van hen samen. Hun verleden ging te ver terug: in al die tussenliggende jaren hadden ze in verschillende werelden geleefd en hadden andere ervaringen en momenten hen gevormd. Zij hadden zoveel andere dingen meegemaakt waar hij geen onderdeel van is geweest.
Hij hoorde er voor zijn gevoel niet meer helemaal bij. Ook bij zijn familie kreeg Abel dit gevoel. Bij de anekdotes die verteld werden, was hij geen onderdeel geweest. Abel voelde zich alleen. Oude angsten en onzekerheden speelden weer op. Hij spijbelde steeds vaker, maakte de post niet meer open en betaalde de rekeningen niet meer. Het deed er allemaal niet meer toe voor hem. Er was niemand die hem in zijn nekvel greep want ja, hij was immers achttien jaar geweest. Een lang verhaal kort: Abel werd dakloos.

Het raakt mij.
Als jeugdhulpverlener doe je je stinkende best de jongeren zich zo thuis mogelijk te laten voelen, ruimte te bieden voor herstel, ze tools mee te geven om op eigen benen te leren staan. Tegelijkertijd heeft een groot deel van de dak- en thuisloze jongeren een historie in de jeugdhulp. De cijfers liegen er niet om. Het lukt ons onvoldoende hen voor te bereiden op alle uitdagingen die het leven hen biedt. We hebben onvoldoende oog voor wat Abel bijvoorbeeld aangeeft wat voor hem zo belangrijk zou zijn geweest: de continuïteit van wonen en hulpverleners, de klik met hen voelen. Het formele en informele netwerk, zoals school, sport, zodat Abel niet helemaal van nul had hoeven beginnen in zijn nieuwe woonplaats. Een school waar hij zijn plekje gevonden zou hebben, een sport waar hij al mensen zou kennen. Ruimte voor maatwerk, want wat voor Abel geldt, geldt niet voor een ander.

Gelukkig heeft Abel nu een thuis en een lieve vriend, maar de weg ernaartoe was onnodig moeilijk.
Door nu goed naar Abel te luisteren en naar al die kinderen die hetzelfde hebben meegemaakt in de afgelopen jaren, kunnen we leren, en met elkaar ontdekken wat de volgende jongere wel gaat helpen. Wij gaan het samen aan, want ieder kind verdient een mooie toekomst.

In de serie ‘Jeugdzorg in de praktijk’ vertellen jeugdzorgprofessionals wat zij meemaken tijdens hun werk. Een van de bloggers is Karine Jackson. Karine werkt al dik 20 jaar als professional binnen de jeugd- en gezinshulp bij Pactum. Als zorgadviseur vertaalt ze de ingewikkelde hulpvragen naar passende zorg. Daarnaast is ze ambassadeur jeugd en doet ze er alles aan om de stem van de professional te vertegenwoordigen op gemeentelijk, regionaal en landelijk niveau, om het beleid ondersteunend te laten zijn aan de praktijk. “Want laten we eerlijk zijn: de echte hulpverlening vindt plaats tussen de professional en de cliënt en zou het systeem niet ondersteunend moeten zijn aan het proces?” Met haar blogs deelt Karine graag haar ervaringsverhalen: de mooie, succesvolle, grappige, maar ook de worstelingen en dilemma’s.

 


Deel deze pagina: