Over ruim een maand zijn de verkiezingen voor een nieuwe Tweede Kamer. Te midden van de coronacrisis en de discussie over avondklok en Elfstedentocht is het belangrijk het geluid van jeugdzorg(jongeren) hard te laten klinken. Want helaas, de problemen van de jeugdzorg zijn nog niet opgelost. Sterker nog, zes jaar na de overgang naar gemeenten is het noodzakelijk dat de (nieuwe) Tweede Kamer nu eindelijk een aantal zaken landelijk gaat regelen. Omdat het niet anders kan, en omdat het beter moet. Het is tijd voor de landelijke politiek om de juiste keuzes te maken en daarmee te kiezen voor een betere jeugdzorg. Bijvoorbeeld als het gaat om de financiële problemen in de jeugdzorg. Het gaat dan niet alleen om de tekorten bij gemeenten, maar ook over zorg die weg dreigt te vallen door te lage tarieven, over de verspilling aan bureaucratie en zorgcowboys. Er is meer geld nodig, maar het geld moet vooral ook op de juiste plek terechtkomen. De ambities uit de Jeugdwet raken eerder verder uit beeld, dan dat ze dichterbij komen.
Door Hans Spigt, voorzitter Jeugdzorg Nederland
Uit het AEF-onderzoek ‘Stelsel in groei’ blijkt dat gemeenten in 2019 maar liefst 1,6 tot 1,8 miljard euro minder van het rijk kregen dan ze uitgaven aan jeugdzorg. Met wat besparingsopties die ook uit het AEF-rapport komen, becijfert AEF het structurele tekort voor gemeenten op 1,3 tot 1,5 miljard euro. Per jaar dus! AEF heeft alleen de inkomsten en uitgaven van gemeenten bekeken. Wat nog niet eens in deze rekensom is meegenomen, is het feit dat vooral de grotere jeugdzorgorganisaties structureel te weinig geld krijgen van gemeenten en daardoor in zwaar weer verkeren. Als de te lage vergoeding aan deze organisaties aan de rekensom van AEF worden toegevoegd, dan is het financiële gat dus nog groter.
Administratieve lasten en veel nieuwe aanbieders
Aan de andere kant gaat AEF erg makkelijk voorbij aan besparingsmogelijkheden die er wel degelijk zijn. Berenschot becijferde eerder dat jaarlijks ruim 1 miljard euro opgaat aan ‘coördinatiekosten’ bij jeugdzorg. De onderzoekers van Berenschot hanteren daarbij wel een brede definitie van ‘coördinatiekosten’. Bovendien zijn bepaalde kosten onvermijdelijk, zeker in een gedecentraliseerd stelsel. De administratieve lasten zouden echter wel fors beperkt kunnen worden, als gemeenten hun werkwijze en vooral de ‘backoffice’-afhandeling veel meer uniformeren. En als de regionale samenwerking bij de inkoop van jeugdzorg beter geborgd wordt. Daarnaast schoten nieuwe zorgorganisaties de afgelopen jaren als paddenstoelen uit de grond: van enkele honderden jeugdhulpaanbieders in 2015 naar zo’n 6.000 partijen die nu gecontracteerd zijn door gemeenten. Deze wildgroei geeft te denken. Regelmatig is er discussie over de vraag of al die hulp wel even nodig is en of die onder de jeugdhulpplicht van gemeenten zou moeten vallen. Sommige nieuwe aanbieders weten forse winsten te maken en voor het eerst wordt er gesproken over ‘zorgcowboys’ in de jeugdzorg. Onderzoeksplatform Follow The Money probeert al enige tijd meer zicht te krijgen op de precieze geldstromen van rijk naar gemeenten naar jeugdzorgorganisaties, maar treft veel gemeenten die niet kunnen of niet willen meewerken. Zo blijft er veel onduidelijkheid bestaan over waar het geld nu precies blijft.
Geld op de juiste plek: knopen doorhakken
Bij goede zorg hoort een fair tarief. Dat benadrukt Jeugdzorg Nederland niet voor niets al jaren. Onze professionals verdienen goede arbeidsvoorwaarden en die staan nu onder druk. Het geld dat er is, moet op de juiste plek terecht komen. Dat gebeurt nu niet. Er is nauwelijks ruimte om te investeren in vernieuwing en professionalisering. Als iedereen steeds naar elkaar blijft wijzen, dan blijft er van de gespecialiseerde zorg voor de meest kwetsbare jongeren dadelijk maar heel weinig over. Dat is onverantwoord. Na de verkiezingen is de nieuwe Tweede Kamer aan zet om het tij te keren. Niet dimdammen over het budget voor gemeenten of de reikwijdte van de jeugdhulpplicht of de administratieve lasten afzonderlijk, maar op alle vlakken knopen doorhakken. Dus substantieel meer geld naar gemeenten, maar ook veel meer uniformiteit bij de inkoop door gemeenten afdwingen. Geen halfzachte samenwerkingsverbanden voor de inkoop van regionale en bovenregionale jeugdzorg, maar wettelijk vastgelegde robuuste samenwerkingsregio’s die meerjarige contracten afsluiten. Geen half werk met een Algemene Maatregel van Bestuur met ‘bouwstenen’ voor tarieven, maar voor cruciaal aanbod zoals jeugdbescherming, pleegzorg, gesloten jeugdzorg, gezinshuizen en residentiële jeugdhulp gewoon landelijk faire tarieven vaststellen, die ruimte bieden voor innovatie, professionalisering en meer werkplezier voor de jeugdzorgprofessionals. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. De nieuwe Tweede Kamer moet dus doorpakken en knopen doorhakken.