Er komt marktwerking in de jeugdzorg. Althans als het aan het kabinet ligt. Of er veel potentiële aanbieders staan te dringen is natuurlijk de vraag, maar dat terzijde. Nu wordt marktwerking gezien als Haarlemmerolie: goed voor alle kwalen.
Maar in dit geval wordt het wonderdrankje verdund opgediend. Want ongebreidelde marktwerking wil ook dit Kabinet – en zeker de Tweede Kamer – niet. In het vrijwillige kader moeten er namelijk kwaliteitseisen worden gesteld. En in het gedwongen kader mag het alleen maar gaan om gecertificeerde instellingen die elkaar de loef proberen af te steken. Kennelijk is men van de ervaringen in de thuiszorg wijs geworden. Daar kwamen inderdaad nieuwe aanbieders waarvan de goedkoopste altijd won. Was alleen niet altijd prettig voor de klant.
Zijn daarmee alle bezwaren tegen ‘marktwerking binnen kaders’ in de jeugdzorg weggenomen? Ik denk het niet. Want is één van de pijlers van het nieuwe stelsel niet de geïntegreerde aanpak, waarbij de grenzen tussen de instellingen juist zijn weggevallen? En dus niet worden opgetrokken vanwege concurrentiële posities? Te innige samenwerking leidt al snel tot een bezoek – en meer dan dat – van de Nederlandse MededingingsAutoriteit (Nma). Niet doen dus.
Dan nog een gevaar dan wel uitdaging. Natuurlijk moeten er kwaliteitseisen en certificering komen: met eisen aan de instellingen, aan de processen en aan de professionals. Die eisen zijn er natuurlijk voor een belangrijk deel al. Maar eisen mogen snel en flexibel handelen niet in de weg staan. Ze mogen niet ontaarden in een gedetailleerde verslaggeving – het liefs van minuut op minuut – wat de professional zoal uitspookt. In dat geval wordt de sector dichtgeregeld. En wordt de marktwerking niet gestimuleerd, maar juist de nek omgedraaid. Want wie wil concurreren met gebonden handen en voeten?
Op de markt is uw gulden een daalder waard, zo heette het vroeger. Maar dat is inmiddels verleden tijd.
Hans Kamps
Voorzitter Jeugdzorg Nederland