Productcodes en woonplaatsbeginsel veroorzaken meeste lasten

Veel administratieve lasten in de jeugdzorg zijn vermijdbaar. Dat zeggen organisaties in een enquête die Jeugdzorg Nederland hield onder haar leden. De meeste lasten worden veroorzaakt doordat gemeenten zich niet aan de standaardproductcodelijst houden en de afspraken uit het convenant Woonplaatsbeginsel niet nakomen.

Enquête Vermijdbare administratieve lasten

Jeugdzorg Nederland hield de enquête om inzicht te krijgen in de onderwerpen die administratieve lasten veroorzaken en antwoord te krijgen op de vraag of gemeenten zich niet houden aan de standaarden en afspraken of dat de afspraken en standaarden zelf niet voldoen. Ruim dertig organisaties, met contracten in vrijwel alle gemeenten in Nederland, vulden de enquête in. Bijna zestig procent gaf aan dat het verschillend gebruik van productcodes en het niet naleven van afspraken over het woonplaatsbeginsel tot veel (vermijdbare) administratieve lasten leidt.

Productcodes

Gemeenten en aanbieders ontwikkelden binnen het programma I-Sociaal Domein (ISD) een aantal standaarden, zoals een lijst met productcodes voor de producten en diensten die jeugdzorgorganisaties leveren. In de enquête geven aanbieders nu aan dat gemeenten de codes verschillend hanteren. Zo zegt een aanbieder: “Binnen de landelijke productcodetabel worden er per regio verschillende productcodes gebruikt voor hetzelfde product wat wij leveren,” en zegt een ander: “Gemeenten ‘verzinnen’ veel eigen producten en productcodes.” Jeugdzorg Nederland is al in gesprek met betrokken ketenpartners, waaronder de VNG, om de productcodelijst zo te verbeteren dat die wel door alle gemeenten op dezelfde wijze gebruikt wordt.

Woonplaatsbeginsel

Ook het woonplaatsbeginsel leidt tot problemen. Het woonplaatsbeginsel bepaalt welke gemeente (financieel) verantwoordelijk is voor de jongere. In de praktijk, bijvoorbeeld bij verhuizing van het gezin, leidt de uitvoering van het beginsel nogal eens tot discussie. Daarom wordt nu een wettelijke vereenvoudiging van het beginsel voorbereid. Tot de wettelijke aanpassing ingaat, geldt het convenant dat gemeenten met elkaar overeenkwamen. Een van de afspraken daarin is dat bij onduidelijkheid, gemeenten onderling overleggen wie verantwoordelijk is en dat “de jeugdige / het gezin en de zorgaanbieder geen nadeel ondervinden.” Maar, zo zegt een aanbieder in de enquête: “De verantwoordelijkheid voor overdracht ligt theoretisch bij de gemeente, maar wordt door gemeenten in praktijk vrijwel altijd gelegd bij de zorgaanbieder.”

Programma I-Sociaal Domein (ISD)

Het programma ISD werd ingesteld toen bleek dat er tussen gemeenten grote verschillen bestonden in inkoopafspraken en de inrichting van de (zorg)administratieve processen. Dat leidde tot veel administratieve lasten voor zorgaanbieders die doorgaans met meerdere gemeenten te maken hebben. Standaarden als de productcodes zouden tot uniformere werkwijzen moeten leiden, maar dat lijkt nog niet voldoende te gebeuren.

Lees hier de resultaten van de enquête.


Deel deze pagina: