De Transitiecommissie heeft op 4 oktober 2013 een tussenrapport uitgebracht over de Regionale Transitiearrangementen. De commissie is positief over het proces van totstandkoming van de arrangementen, maar inhoudelijk signaleert de commissie een aantal grote knelpunten. De continuïteit van zorg loopt gevaar.
De Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd (TSJ) onder leiding van Leonard Geluk heeft een tussenrapportage uitgebracht over de totstandkoming van de Regionale Transitiearrangementen (regionale jeugdzorgplannen). Hoewel de TSJ het algemene beeld over de totstandkoming van de arrangementen als positief omschrijft, lijkt dit positivisme vooral gestoeld te zijn op de mate van verdieping, versnelling en contact die regionaal tussen de verschillende partijen tot stand is gekomen.
De voorlopige resultaten geven een ander beeld. Zo worden de eisen die aan de arrangementen zijn gesteld door Rijk, provincies en gemeenten niet gehaald. De continuïteit van de zorg loopt gevaar. De oplossing ligt voor de hand, vindt Jeugdzorg Nederland: een landelijk meerjarig overgangsregime. Alleen meerjarige afspraken geven de tijd en de ruimte om de doelen van de transitie te behalen.
Eisen Rijk, IPO en VNG worden niet gehaald
De totstandkoming van de Regionale Transitie Arrangementen (RTA’s) zorgt voor zowel een versnelling als een verdieping van het decentralisatieproces bij gemeenten, aanbieders en Bureaus Jeugdzorg. De TSJ is gevraagd begin november de RTA’s te beoordelen aan de hand van de eisen die Rijk, IPO en VNG hebben gesteld. Deze eisen zijn:
– continuïteit van zorg
– continuïteit van zorginfrastructuur
– beperking van frictiekosten
De TSJ constateert op basis van de gesprekken met de jeugdregio’s dat zij bij het opstellen van de RTA’s nog geen concrete afspraken over deze eisen hebben kunnen maken. De TSJ verwacht daarom niet dat de RTA’s op 31 oktober 2013 aan alle eisen van de opdrachtgevers kunnen voldoen. Gemeenten hebben te maken met onduidelijkheid op enkele cruciale punten, waarvan de belangrijkste het beschikbare budget is. Dit staat het maken van afspraken met aanbieders en Bureaus Jeugdzorg in de weg.
Regio’s kiezen ervoor in deze situatie het maken van definitieve afspraken uit te stellen. De TSJ acht dit een serieus risico: als op een later moment blijkt dat afspraken niet gemaakt worden, is zorgcontinuïteit niet gegarandeerd.
Succesfactoren
De TSJ definieert een aantal ‘succesfactoren’ bij de jeugdregio’s die voortvarend aan de slag zijn gegaan met het opstellen van de RTA’s. Naast het opbouwen van ‘vertrouwen’ als een basisvoorwaarde, hebben deze regio’s geïnvesteerd in ‘goed opdrachtgeverschap’, in de verbinding tussen transitie en transformatie, in een goede informatiepositie en in duidelijke, meerjarige afspraken.
Wanneer in een RTA afspraken gemaakt worden tussen gemeenten, aanbieders, Bureaus Jeugdzorg en huidige financiers voor de jaren 2014, 2015 en 2016, dan vormt het arrangement een stevige samenwerkingsbasis voor de toekomst. Niet alleen spreekt hier vertrouwen in elkaars positie uit, maar ook biedt het partners de mogelijkheid afspraken te maken over kennisoverdracht, transformatie en zorgcontinuïteit.
Aanbieders kunnen hiermee op een verantwoorde wijze invulling te geven aan hun taakstelling en daarmee de frictiekosten beperken: want men weet waar men aan toe is voor de komende jaren.
Regionale verschillen vragen veel afstemming
De TSJ constateert ook dat de gedachten over en voorstellen voor RTA’s tussen de regio’s aanzienlijk verschillen, ook al moeten deze zich nog de komende weken ‘uitkristalliseren’. Zo ziet de TSJ verschillen in het detailniveau dat voor de RTA’s wordt voorgesteld en in het karakter van de RTA’s: gericht op proces of gericht op inhoud. Deze verschillen acht de TSJ een logisch gevolg van de keuze om te komen tot regionale transitiearrangementen in plaats van een landelijk transitiearrangement. Hoewel dit geen diskwalificatie van de keuze voor RTA’s is, brengt dit wel een complexe bovenregionale afstemming met zich mee, met name voor aanbieders en Bureaus Jeugdzorg, aldus de TSJ.
Onduidelijk budget
Gemeenten geven aan dat hun budget voor 2015 niet vaststaat en dragen hiervoor verschillende redenen aan. Het budget, dat aan gemeenten in de meicirculaire 2013 bekend is gemaakt, is een voorlopig budget. Bekend is dat het Rijk deze budgetten ‘voorzichtig’ heeft berekend. Er is voorts bij gemeenten onhelderheid over het geheel van kortingen die in de budgetten van de meicirculaire zijn berekend.
Deze onhelderheid wordt bijvoorbeeld veroorzaakt doordat nog niet vast staat wat de afbakening van de ‘kern-AWBZ’ voor verstandelijk gehandicapten betekent. Voor het vaststellen van de benodigde financiële middelen voor de jeugd-GGZ hebben zorgverzekeraars, VWS en VNG Vektis een overzicht laten genereren per gemeente. Ook hierover bestaat onduidelijkheid. Om meer inzicht te krijgen in de benodigde budgetten per instelling en zorgvorm, hebben alle regio’s ‘uitvragen’ gedaan naar zorgaanbieders. De uitkomsten van deze de uitvraag, de Vektis-gegevens en de meicirculaire blijken in veel regio’s niet overeen te komen. In sommige gevallen kan dat verschil oplopen tot 25%.
Tenslotte is het inzicht in de financiële middelen voor het persoonsgebonden budget (PGB), dat op grond van de AWBZ wordt verstrekt, grotendeels onduidelijk.
De TSJ beveelt aan dat het Rijk uiterlijk 1 december 2013 zodanig beter inzicht in het budget voor gemeenten voor 2015 geeft, dat dit voldoende basis is voor gemeenten, aanbieders en Bureaus Jeugdzorg om concrete afspraken over zorgcontinuïteit te maken.
Download: “Tussenrapportage regionale transitiearrangementen“