De SER dringt er met een aanvullend briefadvies op aan niet langer te wachten met het uitvoeren van de maatregelen uit het eerdere SER-jeugdzorgadvies ‘Van systemen naar mensen’. De SER constateert dat de werkdruk en behoefte aan zorg niet zijn verminderd, waardoor de sector het water aan de lippen staat. In het vandaag gepresenteerde briefadvies ‘Tastbaar beleid voor de jeugdzorg’ doet de SER daarom de oproep aan staatssecretaris Maarten van Ooijen (VWS) de eerdere aanbevelingen versneld door te voeren en een coördinerend bewindspersoon aan te stellen die de verschillende betrokken partijen met elkaar verbindt. Ook benadrukt het advies dat in deze aanpak de behoeften van hulpvragers en zorgverleners leidend moeten zijn. Zo vindt de SER dat de huidige focus op beschikbare financiële middelen tekortschiet en onvoldoende aandacht heeft voor deze behoeften.
Het SER-briefadvies ‘Tastbaar beleid voor de jeugdzorg’ werd vanmorgen vastgesteld door de Sociaal Economische Raad en werd voorbereid door de werkgroep jeugdzorg, waar Jeugdzorg Nederland aan deelneemt. Het briefadvies is een vervolg op ‘Van systemen naar mensen’ van anderhalf jaar geleden. Jeugdzorg Nederland onderschrijft de kritiek van de SER dat er ondanks vele duidelijke rapporten nog te weinig gebeurt en dat de financiën te zeer leidend zijn in de benadering van de problematiek.
Enkele citaten uit het briefadvies van de SER:
“De SER constateert de zorgwekkende ontwikkeling dat onderzoeken, adviezen en werkgroepen met handreikingen voor oplossingen elkaar opvolgen, maar dit nog niet heeft geresulteerd in tastbaar beleid.”
“Bij de decentralisaties, de transformatie naar passende jeugdzorg en nu ook de Hervormingsagenda zijn de financiën leidend. Het financieel kader is bepalend voor de ruimte die er is om te werken aan verbeteringen. De raad acht dit niet de juiste benadering. Een juiste benadering is de inhoudelijke opgave centraal te stellen, dus tegemoetkomen aan de urgente hulpvraag en het verlichten van de te hoge werkdruk. Van daaruit moet bekeken worden welk financieel kader adequaat en toereikend is om deze opgave te kunnen realiseren.”