Donderdag 21 maart vond een spoed-AO plaats over de eerste rapportage van de Transitiecommissie gevormd door VWS, VNG en IPO. In het rapport liet de Transitiecommissie Stelselherziening Jeugd weten bezorgd te zijn over tempo en voortgang van de decentralisatie jeugdzorg. Er werden knelpunten geconstateerd op het terrein van sturing op het transitieproces, ten aanzien van de zorg (omvang en aard) waar gemeenten verantwoordelijk voor worden en de daaraan gekoppelde budgetten en ten slotte op het punt van de continuïteit van de zorg voor jeugd.
Hoewel enkele partijen zinspeelden op uitstel van de invoerdatum 1 januari 2015 – de één (PVV) een stuk concreter dan de anderen (SP en CDA) – werd al snel duidelijk dat aan deze datum niet getornd wordt. De verantwoordelijk staatsecretarissen Van Rijn en Teeven gaven aan dat het rapport een waarschuwing gaf, maar dat het eerder reden is om de mouwen op te stropen dan om uitstel te overwegen. Benadrukt werden de positieve resultaten vanuit initiatieven in het licht van de transformatie en de aanjagende werking vanuit de koplopers. De Kamer heeft nadrukkelijk verzocht in een volgende rapportage hier dieper op in te gaan.
In antwoord op de geuite zorgen over de transitie zegde staatssecretaris Van Rijn toe in zijn meicirculaire de gevraagde duidelijkheden te scheppen voor gemeenten. Hij gaat er vanuit dat in het bestuurlijke overleg op 3 april met het IPO en de VNG in kaart wordt gebracht wat lokaal, bovenregionaal of landelijk georganiseerd moet worden.
Verschillende partijen maakten zich ernstig zorgen over het tempo van de transitie en misten invulling op het punt van de transformatie. Het sein staat op rood en er moet goed worden opgelet dat er geen kinderen in de knel komen. De staatssecretaris heeft aangegeven er vanuit te gaan dat het wetsvoorstel voor het zomerreces naar de Tweede Kamer gaat; als de Kamer dan tempo maakt met de behandeling ervan hebben de gemeenten vervolgens genoeg voorbereidingstijd. Voorts stelde Van Rijn dat de invoerdatum niet met een ‘big bang’ plaatsvindt, zoals de SP naar voren bracht. Hij schetste dat 2015 en de daarop volgende jaren vooral als een zachte landing gezien moeten worden om de wet op alle punten goed te implementeren.
Met enkele concrete voorbeelden gaf hij aan hoe de continuïteit van zorg goed gewaarborgd zou kunnen worden. Hij wees ook op de beoogde wettelijke borging ervan en noemde een percentage van 40% budgetgarantie. Overigens staat volgens de staatssecretarissen het sein op oranje en niet op rood.
In samenspraak met VNG en Jeugdzorg Nederland wil de staatssecretaris spoedig met outcome-criteria komen. Hij gaf aan hiertoe een aparte club op te zullen richten om de implementatie daarvan te bespoedigen. ‘Zeker voor de jeugdzorg is het moeilijk om concrete resultaten te koppelen aan de gegeven hulpverlening, maar meer duidelijkheid hierover is met name cruciaal voor het goed inkopen voor zorg.’
Eerder op de dag gaf zowel de staatssecretaris als de VNG aan op korte termijn met Jeugdzorg Nederland in overleg te willen over een Jeugdakkoord. Aanleiding hiervoor was het interview met Hans Kamps, voorzitter van Jeugdzorg Nederland, in De Volkskrant van 21 maart. In het artikel onder de kop ‘Gemeenten nog lang niet klaar voor jeugdzorg’ riep Kamps op tot een Jeugdakkoord. De Jeugdzorg Nederland-voorzitter legde in het Volkskrant-artikel uit zich vooral zorgen te maken om de zeer kwetsbare kinderen. Ondanks dat de gemeenten hard aan het werk zijn, zoals de verantwoordelijk staatssecretarissen eerder ook schreven, is er volgens Kamps nog geen duidelijkheid over de verdeling van taken en budget.