Elke stelselwijziging begint met de mededeling van de betreffende bewindslieden dat het stelsel niet wordt veranderd. We hadden het dus kunnen weten dat de boel wordt omgegooid. Geen geklaag overigens. Op papier zit het er prima uit: een geïntegreerd stelsel, dicht bij de burger, gericht op onderwijs en participatie. Niks fout mee. Maar het belangrijkste van elk stelsel – dus ook het voorgestelde – is nog onbesproken. Kan de professional ermee uit de voeten?
De samenwerking tussen al die verschillende vormen van jeugdzorg krijgt pas echt vorm als de professional de ruimte pakt die hij nu – op papier althans – gaat krijgen. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. In ieder geval moet aan een paar randvoorwaarden worden voldaan. Uiteraard moet de professional volledige rugdekking van zijn bestuur krijgen. Verder moet hij de instrumenten en tijd krijgen om aan de nieuwe situatie invulling te geven. Wie zijn de nieuwe partners en wie doet dan wat?
Natuurlijk is de samenwerking niet nieuw. En overal zijn er al partnerships gegroeid, vooruitlopend op het nieuwe stelsel. Maar het gaat nu om het echte werk. En dan het allerbelangrijkste. Gunnen we de professional ook zijn experimenteerruimte en de fouten die daarbij ongetwijfeld worden gemaakt? Of gaan we alles dichtregelen met bureaucratische procedures? In het laatste geval komt van een nieuw stelsel niet veel terecht. Dan zijn we te bang om grenzen over te gaan.
Nog niet zo lang geleden was er een parlementaire werkgroep die met voorstellen is gekomen hoe het stelsel te verbeteren. Eén van de voorstellen betrof de politiek zelf. Laten we stoppen met het ‘bashen’ van de jeugdzorg en de jeugdzorgmedewerkers. Laten we niet meer hijgend achter elk incident aanhollen, op zoek naar goedkope kiezerswinst. Als de politici zich aan deze Kamerbreedgedragen aanbeveling houden gaat het goedkomen met het nieuwe stelsel. Doordat de professional op waarde wordt gewaardeerd.
Hans Kamps
Voorzitter van Jeugdzorg Nederland