De complexe en specialistische jeugdhulp voor de meest kwetsbare kinderen en gezinnen dreigt aan een stelselinfarct te bezwijken. Dat baart me grote zorgen. Tegelijkertijd lijkt er ook goed nieuws te zijn, want er bestaat, zeker op hoofdlijnen, best brede overeenstemming over wat er moet gebeuren om in de toekomst tot een veel beter werkend stelsel te komen. Met beter passende hulp, betere ambulante ondersteuning thuis, minder wachtlijsten voor behandeling, voldoende pleeggezinnen, directe hulp voor jongeren en gezinnen en fatsoenlijk betaalde professionals met professionele autonomie. Voor het brede jeugdzorgdomein moeten deze hoofdlijnen geconcretiseerd worden in de Hervormingsagenda Jeugd en specifiek voor de jeugdbescherming en jeugdreclassering is daarnaast het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming in de maak.
Deze toekomstplannen hebben echter met elkaar gemeen dat ze nog niet af zijn en dat het echt nog een paar jaar zal duren voordat deze plannen zijn omgezet in wetten en veranderingen in de praktijk. De staatssecretaris en minister lijken de oplossing voor alle problemen van deze toekomstplannen te verwachten, terwijl juist nú optreden gevraagd wordt.
Dat zeggen niet alleen wij, maar constateren ook de betrokken Inspecties (‘een crisisaanpak is nú nodig’), de Sociaal Economische Raad (‘roept op tot versnelde aanpak jeugdzorg’), de Jeugdautoriteit (‘niet opnieuw onderzoek doen naar de problemen, maar implementeren van oplossingen die al voorhanden zijn’), de vakbonden (‘het is code zwart in de jeugdzorg’) en eigenlijk iedereen die zich een beetje verdiept in het jeugdzorgstelsel. Alle zeer urgente meldingen, goede adviezen en oplossingen lijken te verstenen in het ‘Haagse Vierkant’. De aanpak van de crisis in de jeugdbescherming dreigt, ondanks aandringen van de Tweede Kamer, nu toch te verzanden in drassige beloften. Niet voor niets trekken de jeugdbeschermingsorganisaties collectief een streep en zetten het overlegcircus met het rijk stil. De Jeugdautoriteit roept het rijk al meer dan een jaar op om ‘regie te pakken’ bij de afbouw van de JeugdzorgPlus en constateert nu dat instellingen op omvallen staan omdat die regie uitblijft. Ook de concrete invulling van de wettelijke mogelijkheden om administratieve lasten te verminderen en om reële tarieven betaald te krijgen, laten veel te lang op zich wachten. Afspraken die landelijk wel gemaakt worden, blijken lokaal vaak te vrijblijvend. Het gesprek dat de SER deze week voerde met de Kamercommissie VWS, waarin SER-voorzitter Kim Putters indringend aandacht vraagt voor het uitblijven van verbeteringen op de korte termijn, bevestigt de noodzaak om al snel in 2023 concrete maatregelen te nemen.
Naast de noodzaak voor maatregelen op de korte termijn, is er ook meer vaart nodig in de genoemde toekomstplannen. Het rijk kiest er voor het meerjarig financiële kader leidend te maken en forse bezuinigingen vast in te boeken, terwijl alle andere partijen de discussie nu vooral vanuit de inhoud willen voeren. In de brief die we als jeugdbranches samen met de beroepsverenigingen en de vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties aan de Tweede Kamer stuurden, schreven we: ‘We constateren dat de inhoudelijke besprekingen over de Hervormingsagenda niet kunnen worden afgerond, zolang er sprake is van een knellend financieel kader’. Rijk en VNG staan opnieuw recht tegenover elkaar in de discussie over het benodigde versus het beschikbare budget.
De SER bepleit om in de Hervormingsagenda het financieel kader niet al vooraf bepalend te laten zijn voor de ruimte die nodig is om verbeteringen en een efficiënte en effectieve inzet van publieke middelen te bewerkstelligen. Met de SER zeggen wij: de inhoudelijke opgave moet centraal staan, dus we moeten prioriteit geven aan de urgente hulpvragen van kinderen en jongeren en het verlichten van de structureel te hoge werkdruk voor de jeugdwerkers en jeugdbeschermers. Van daaruit dient bekeken te worden welk financieel kader adequaat en toereikend is om deze opgave te kunnen realiseren. SER-voorzitter Kim Putters is namens sociale partners ook op dit punt glashelder in het gesprek met de Tweede Kamer.
Omdat ik merk dat er veel misverstanden bestaan over de omvang en impact van het knellende financiële kader, zoom ik daar tenslotte nog even specifiek op in. In mei 2021 leek er een doorbraak te zijn in het financiële conflict tussen rijk en gemeenten, door de arbitrage-uitspraak van de Commissie van Wijzen. Deze commissie adviseerde over de financiële middelen voor gemeenten én over maatregelen om de kosten terug te dringen. Vóór 1 januari 2022 zou er een Hervormingsagenda (door deze commissie overigens nog Ontwikkelagenda genoemd) moeten liggen, waarin de adviezen van de Commissie van Wijzen vertaald worden in een concreet plan van aanpak. De Commissie van Wijzen constateerde dat gemeenten in 2022 een extra bedrag van 1,9 miljard euro moesten krijgen om hun tekorten op jeugdzorg te dempen. Door de maatregelen die uitgewerkt moeten worden in de Hervormingsagenda, zou dit extra budget voor gemeenten ieder jaar verlaagd kunnen worden. In vijf jaar tijd loopt de extra bijdrage terug naar 811 miljoen euro. De Hervormingsagenda moet volgens deze systematiek dus een structurele bezuiniging van 1,1 miljard euro op de jeugdzorg opleveren! In het nieuwe coalitieakkoord kwam daar een bezuiniging van 511 miljoen euro bovenop (waarmee de extra bijdrage voor gemeenten terugloopt naar 300 miljoen euro). De bezuinigingsopdracht van 1,1 miljard bij de Hervormingsagenda loopt zo op naar een bezuiniging van 1,6 miljard euro.
Sommige mensen lijken te denken dat die bezuiniging van 511 miljoen euro inmiddels geschrapt is, maar daar is (helaas) geen sprake van. De enige afspraak die rijk en VNG recent gemaakt hebben, is dat het rijk de bezuiniging van 511 miljoen euro niet eenzijdig bij gemeenten neer mag leggen, maar dat het rijk de maatregelen moet bedenken en realiseren waarmee deze bezuiniging wordt ingevuld. Gemeenten lijken daarmee gerustgesteld, maar wij niet. Want linksom of rechtsom gaat deze bezuiniging natuurlijk ten koste van de zorg zelf. Discussies over de reikwijdte van de zorg liggen nog op de tekentafel en het idee over het invoeren van een eigen bijdrage leidt tot onaanvaardbare risico’s: namelijk dat kinderen en jongeren de hulp en bescherming wordt onthouden waar ze recht op hebben en die ze vaak zo hard nodig hebben.
De 1,9 miljard euro die gemeenten dit jaar extra kregen, ging niet naar investeringen in de jeugdzorg, maar is vooral gebruikt om de gemeentelijke tekorten te dempen. Het budget voor 2023 wordt in de rijksbegroting nu met 374 miljoen euro gekort. Dat is de besparing die de Commissie van Wijzen mogelijk achtte als er in januari 2022 een Hervormingsagenda lag. Nu die Hervormingsagenda er nog niet is, is er dus helemaal geen onderbouwing voor deze bezuiniging. Als er bezuinigd wordt zonder dat er concrete plannen liggen om bureaucratie terug te dringen of de reikwijdte te begrenzen, dan is één ding zeker: die bezuiniging gaat opnieuw ten koste van de gezinnen en kinderen die onze zorg het hardst nodig hebben en de professionals die deze hulp moeten bieden.
Volgende week debatteert de Tweede Kamer op maandag over de gehele jeugdzorg en op donderdag specifiek over de jeugdbescherming. Onze oproep is helder:
– neem (nood)maatregelen in het hier en nu om de grootste problemen op te lossen;
– creëer ruimte om de toekomstplannen vorm te geven op basis van inhoudelijke overwegingen;
– schrap bezuinigingen die niet onderbouwd zijn, omdat ze direct ten koste gaan van de zorg voor de meest kwetsbare gezinnen en kinderen.
Hans Spigt
Voorzitter Jeugdzorg Nederland