Bij het Jeugdpoort-verkiezingsdebat op 21 februari 2017 gingen VVD, PvdA, GroenLinks, D66 en ChristenUnie in debat met elkaar en met de zaal. Aan de hand van stellingen over marktwerking, gemeentelijke beleidsvrijheid en privacy kwamen tal van zaken rond de gedecentraliseerde jeugdhulp ter tafel.
DE BALANS TWEE JAAR NA DE DECENTRALISATIE
Eigenlijk was iedereen het wel eens tijdens het Jeugdpoort Verkiezingsdebat op 21 februari 2017 in Nieuwspoort. De verbeteringen die beoogd werden met de decentralisatie van de jeugdhulp zijn nog lang niet gerealiseerd. Over het hoe, waarom en wat nu, was meer discussie. Met op het podium (kandidaat)Kamerleden Loes Ypma (PvdA), Linda Voortman (GroenLinks), Sjoerd Potters (VVD), Ingrid van Engelshoven (D66) en Joëlle Gooijer (ChristenUnie). In de zaal onder andere jeugdhulpaanbieders, wethouders, brancheorganisaties en andere betrokkenen.
“Als we iets in het kind willen veranderen, moeten we het eerst onderzoeken en kijken of het niet iets is wat beter in onszelf kan worden veranderd“. Met dit citaat van Jung, gaf Guus Krahe, de voorzitter van Jeugdpoort, de aanwezigen een duidelijke opdracht mee: wat kunnen we zelf beter doen?
Knikkerbak met kromme spijkers
Kinderombudsvrouw Margrite Kalverboer zette vervolgens de (kritische) toon met een gesproken column over een knikkerbak met kromme spijkers. Haar verhaal: je moet wel heel veel geluk hebben om via al die kromme spijkers het juiste bakje bereiken. Een kind moet veel hobbels over voor het de juiste hulp krijgt. Het huidige systeem is nog niet het betere systeem dat we vóór de decentralisatie voor ogen hadden.
Marktwerking een zegen voor de jeugdhulp?
Het moet dus beter. Maar #hoedan? Komt het door de marktwerking dat het nog niet goed gaat? Tachtig procent van de aanwezigen vindt in elk geval niet dat die bijdráágt aan betere jeugdhulp, zo blijkt na een snelle peiling in de zaal. De stelling “marktwerking is een zegen voor de jeugdhulp” kan op instemming rekenen van slechts twintig procent van de aanwezigen. Ook vier van de vijf (kandidaat)kamerleden spreken tegen dat marktwerking “een zegen voor de jeugdhulp” is. Loes Ypma (PvdA) is niet per se tegen aanbesteden, maar de aanbesteding zou wel ‘bestuurlijk’ moeten, dus met mogelijkheid om (meerjarige) afspraken te maken, én op kwaliteit in plaats van prijs. Ook Ingrid van Engelshoven (D66) vindt marktwerking in jeugdhulp geen zegen, maar is wel voor een open stelsel waarin ook nieuwe aanbieders actief kunnen worden.
De twintig procent die marktwerking wél een zegen voor de jeugdhulp vond, vindt in Sjoerd Potters (VVD) haar vertegenwoordiging: “Een beetje concurrentie is wel goed voor de jeugdzorg“. Potters snapt het sentiment maar ziet ook regio’s waar juist door de marktwerkingsprikkel samenwerking ontstaat. En zegt hij: “Als dezelfde instelling jaar in jaar uit dezelfde zorg biedt, kan dat niet goed zijn“. Ook Joëlle Gooijer (ChristenUnie) denkt dat ruimte voor nieuwe aanbieders leidt tot beweging en meer innovatie. Daar is het publiek het niet helemaal mee eens: aanbieders willen wel, maar kunnen niet innoveren omdat gemeenten op zo laag mogelijke prijs aanbesteden. Gooijer roept vervolgens wel op om excessen in de aanbesteding te melden bij gemeenteraden, want die weten daar volgens Gooijer vaak niet van.
Als zoveel mensen het oneens zijn met de stelling, moeten de regels dan niet veranderd worden, vraagt het publiek. Volgens Voortman (GroenLinks) zou dat moeten. Volgens Potters (VVD) kan dat niet, omdat de aanbestedingsregels Europees zijn, maar Ypma (PvdA) en Voortman (GroenLinks) wijzen op eerdere uitzonderingen. En als het gaat om aanpassen van de jeugdwet, zijn bijna alle aanwezigen, inclusief vier van de vijf (kandidaat)Kamerleden het eens: aanbesteding van jeugdbescherming en jeugdreclassering zou uit de wet moeten.
Gemeenten verplichten standaardpakket aan te bieden
De volgende stelling wordt ingeleid door de wethouder van Huizen: ”gemeenten moeten worden verplicht een standaardjeudhulppakket aan te bieden”. De wethouder is het niet met deze stelling eens, net als driekwart van de zaal. “Juist door de beleidsvrijheid van gemeenten is het mogelijk om maatwerk te bieden, zoals dat in Huizen gebeurt tussen onderwijs en jeugdzorg“. De (kandidaat)Kamerleden zijn het daarmee eens.
Een tegengeluid komt uit het publiek: maatwerk per regio bestaat nog niet, want expertise bij gemeenten ontbreekt, daarom is een standaardaanbod beter. Van Engelshoven (D66) beaamt het eerste: gemeenten moeten echt (meer) hun best doen om hun kennisniveau op peil te houden. Potters (VVD) breekt een lans voor de gemeenten: “Geef gemeenten tijd en vertrouwen om hele keten jeugdhulp af te stemmen. De decentralisatie is nog maar twee jaar oud. Geef ze de tijd. Ga niet halverwege een terugtrekkende beweging maken“. Maar, zegt Voortman (GroenLinks): beleidsvrijheid van gemeenten betekent niet dat je helemaal niets kunt standaardiseren. Ze pleit samen met Ypma (PvdA) voor verplicht stellen van gebruik standaarden voor inkoop, facturering en verantwoording door gemeenten.
Privacy als belemmering voor controle
‘Privacy van cliënten staat goede controle van jeugdhulp door gemeenten in de weg‘. Over de derde stelling is bijna iedereen het eens: onzin. “Er is al genoeg informatie beschikbaar,” zegt inleider Hugo Backx, directeur van GGDGHOR, “daarvoor hoef je niet nog verder in te grijpen in de privacy.” Voortman (GroenLinks) waarschuwt: “We moeten altijd kritisch blijven op zorgvuldige omgang met gegevens“. Van Engelshoven (D66) vult aan: “Het vertrouwen van kind en ouders in jeugdhulp belangrijk, dat is er niet vanzelfsprekend, daarom is extra voorzichtigheid met gegevens geboden“. Of de huidige regels een goede controle in de weg staan? Volgens Gooijer (ChristenUnie) niet: “Gemeenteraden hebben echt geen gegevens op cliëntniveau nodig om hun controlerende taak uit te voeren“. Een kanttekening wordt geplaatst door Potters (VVD): “Bij het delen van informatie tussen de jeugdhulp- en veiligheidskolom, moeten we ook weer niet te snel in de privacykramp schieten“.
Niet óver jeugd, maar mét jeugd
Het laatste woord is aan het publiek. Dat constateert dat we niet alleen over de jeugd moeten praten, maar ook mét de jeugd. Dat doen ze allemaal al, de (kandidaat)Kamerleden en anders gáán ze dat wel doen. Die belofte kan op instemming rekenen. Zo is iedereen het aan het einde van het debat toch nog eens.