Werken aan regionale toekomstvisie

De vijfde rapportage van de Transitiecommissie Sociaal Domein staat vol met belangwekkende constateringen en interessante aanbevelingen. Voorzitter Hans Spigt licht één van de aanbevelingen er uit. Nou ja, twee dan.

Eind vorige week verscheen de vijfde (en laatste) rapportage van de Transitiecommissie Sociaal Domein (TSD). Enkele constateringen en aanbevelingen uit dit rapport werden opgepikt door Binnenlands Bestuur en NOS. In de landelijke kranten kon ik echter niets terugvinden over dit rapport en dat verbaast me. Het beknopte en goed leesbare rapport staat namelijk vol met belangwekkende constateringen en interessante aanbevelingen. Dat zijn er te veel om hier allemaal te noemen, dus lees vooral het hele rapport!

Één punt wil ik er in deze column echter uitlichten. De TSD constateert dat de samenwerking soms stroef verloopt: zowel tussen gemeenten onderling, tussen zorgaanbieders onderling, als tussen gemeente en zorgaanbieders in een regio. Dit sluit aan bij het beeld dat ik heb na een vijftal regionale bijeenkomsten met bestuurders uit de jeugdzorg. Deze bijeenkomsten belegde ik als voorzitter van Jeugdzorg Nederland om in gesprek te gaan over de toekomst van de brancheorganisatie: de transitie en de transformatie hebben enorme invloed op de sector en wat betekent dat voor de brancheorganisatie?

Mijn bevindingen daarover deel ik eerst met onze leden op de eerstvolgende ledenvergadering, maar ik noem het hier omdat deze regionale bijeenkomsten steeds begonnen met een inventarisatie van de regionale stand van zaken. Dan blijken er grote regionale verschillen te zijn in de wijze waarop wordt samengewerkt. En veel praktische knelpunten blijken terug te voeren zijn op de aard van de samenwerking.

In sommige regio’s is de samenwerking intensief en constructief. De kennis van de zorgaanbieders wordt door gemeenten gebruikt bij het opstellen van lokaal beleid. Er is begrip voor elkaars mogelijkheden en onmogelijkheden. Natuurlijk is er soms onvrede of pijn over de hoogte van de bezuinigingen, maar de invulling er van leidt niet tot onrealistische lage tarieven in een ‘slikken of stikken’-constructie.

In andere regio’s regeert het wantrouwen. Gemeenten lijken aanbieders niet inhoudelijk te willen betrekken, omdat ze denken dat de zorgaanbieders alleen maar op budget en marktaandeel uit zijn. Aanbieders moeten in zo’n regio veel harder ‘knokken’ om te overleven en zijn dus vooral elkaars concurrenten. Samenwerking die nodig is om de zorg te transformeren, komt dan nauwelijks van de grond. Dat is zorgelijk.

De TSD adviseert ‘ten sterkste’ om in (regionale) samenwerking een toekomstvisie op te stellen waarmee de samenwerking op de lange termijn wordt vastgesteld en die voor iedereen duidelijkheid voor de toekomst geeft. Dat is een belangrijk advies.

In sommige regio’s is dit al de praktijk of is het een logische volgende stap in de al bestaande samenwerking. In andere regio’s vraagt het heel wat van alle betrokkenen om tot zo’n samenwerking te komen. Kom uit de loopgraven, stap over het wantrouwen heen, vergeef elkaar onhandige acties uit het verleden door begrip te tonen voor de ‘goede’ intenties die hier vaak toch achter zaten. De media pikten dit punt niet op, maar volgens mij is het misschien wel de belangrijkste aanbeveling uit het hele rapport!

Hans Spigt
Voorzitter Jeugdzorg Nederland

P.S. Een andere belangrijke aanbeveling van de TSD is om een nationaal meerjarig ‘programma Sociaal Domein‘ met doorzettingsmacht op te starten onder leiding van een gezaghebbende voorzitter. Dit lijkt erg op het landelijke meerjarige overgangsregime waar Jeugdzorg Nederland en mijn voorganger sinds 2013 herhaaldelijk voor hebben gepleit. Ook deze aanbeveling omarm ik dus graag: beter laat dan nooit!


Deel deze pagina: