Het jaar 2019 gaf nogal wat stof tot nadenken. Met de jeugdzorg gaat het niet goed. De ‘patiënt’ is namelijk ziek. Nu is het heel gemakkelijk om op te schrijven wat er allemaal niet goed gaat, maar dat lijkt me nou net niet wat er nodig is. Er is een vitaminetekort. Dus hierbij een poging om dat tekort aan te vullen. Wat moet er gebeuren in 2020?
Door Hans Spigt
Ik kreeg in het afgelopen jaar van Het JongerenNetwerk een boekje toegestuurd. Een brievenboek van Evi van Arragon over haar verblijf in de gesloten jeugdzorg. ’Ik ben (niet) normaal’ gaat over haar zoektocht naar aandacht, begrip, identiteit en emoties. Wat blijft hangen is de wil en de wens om normaal te zijn, gewoon zoals normaal zijn hoort te zijn. “Iemand uit de gesloten jeugdzorg is niet per definitie een kansarme jongvolwassene, iemand met Borderline is geen aandachtzoeker en ook iemand met gedragsproblemen heeft een verhaal,” schrijft Evi.
In alle verhalen over het systeem, het geld en de behandeling lijkt het kind of de jongere soms een belangrijke bijzaak te worden. In 2020 moet die de bijzaak weer gewoon hoofdzaak worden.
Hoe doen we dat?
Opvoeden is best lastig. Je moet het zelf uitzoeken, met als enige voorbeeld je eigen opvoeding. En als die opvoeding niet echt lekker liep dan is het een hele klus om dat bij je eigen kinderen te corrigeren. Het is misschien een open deur, maar dat lukt niet altijd. En als het dan niet lukt, dan is er hulp.
De vraag is echter, waar vind je dan de hulp die je zelf prettig vindt? Ja en daar is moeilijk een helder en duidelijk antwoord op te geven. Dus zullen we weer eens even beginnen aan de basis.
Wie durft er gewoon bij zijn buren aan te bellen om het even over de opvoeding van de kinderen te hebben? Ik ben ervan overtuigd dat je dan de komende maanden veel moeite zal moeten doen om het ‘goede’ burencontact weer een beetje te normaliseren. Nee we zijn dat niet gewend, praten over opvoeden en al helemaal niet, als de ondertoon kritisch en persoonlijk is.
En toch begint jeugdzorg daar! Praten en luisteren. Ouders moeten begrijpen dat het ook voor kinderen iedere dag weer een gevecht is om mee te kunnen doen, leuk gevonden te worden, er goed uit te zien, te worden geliked. En waar moet je terecht als je ineens ‘ontvriend’ bent? Dat je hier als kind niet altijd over wil praten, is logisch en meestal gaan rotgevoelens ook wel weer voorbij. Maar wat als dat niet zo is of als je je gevoel niet kan beheersen?
Dan is het fijn om met iemand te praten die je vertrouwt. Dat is misschien wel de kern van ons jeugdzorgwerk. Kinderen en jongeren een omgeving bieden waar dat vertrouwen is. Hoe moeilijk dat is, beschreef Arnon Grunberg dit najaar in NRC in zijn waarnemingen en gesprekken met jongeren uit ‘De Koppeling’ in Amsterdam. Ook uit deze korte memo’s bleek maar weer hoe ‘spannend’ het kan zijn om met jezelf om te gaan en het leven te moeten delen met mensen waar je niet voor hebt gekozen en dan toch geloof te hebben in de toekomst.
Diep respect dus voor de jeugdzorgwerkers die er dagelijks voor de jongeren willen zijn. Ze weten dat ze voorbijgangers zijn in een leven dat zich nog moet vormen. En toch maken zij het verschil op dat ene moment, op die ene dag of heel even, toen je je heel rot voelde.
Dus 2020 is het jaar waarin we het vertrouwen van de kinderen en jongeren in de jeugdzorg weer verbeteren, waarin we gewoon gaan praten, en onze mensen de ruimte geven om vóóral daar hun tijd aan te besteden. Lijkt me eigenlijk heel normaal.
En dat stelsel dan? Ja dat stelsel moet daaraan dienstbaar zijn. En de kosten? Die kunnen we in dit rijke land makkelijk voor onze kinderen dragen. En als we daar nog langer ingewikkeld over blijven doen, dan moeten we onszelf in 2020 maar eens de vraag stellen: wie is er nou moeilijk opvoedbaar?!
En dan nog ter overdenking:
‘Zijn er ook ouders,’
vroeg ik Jeugdzorg laatst,
‘die níet het liefst
uit huis werden geplaatst?’
(Uit Gezondheid!, Lévi Weemoedt, 2019)
Fijne feestdagen en tot in 2020!
Hans Spigt, voorzitter Jeugdzorg Nederland