De rauwe werkelijkheid

Elly van der Aalst is ambulant hulpverlener spoedhulp bij de Combinatie Jeugdzorg in Zuidoost- Brabant. Ze werkt bijna veertig jaar in de jeugdzorg. Het verhaal van June is haar het meest bijgebleven.

“De eerste keer dat ik June zag, was ze in shock. Als ambulant hulpverlener spoedhulp bracht ik haar naar een crisispleeggezin omdat er een voorlopige voogdijmaatregel was uitgesproken. Vandaaruit zou bekeken worden of June terug kon naar haar moeder. Haar ouders hadden elkaar leren kennen in Afrika. June heeft een Nederlandse vader en een Afrikaanse moeder. Toen ik June zag, waren haar ouders niet meer bij elkaar en was haar vader niet meer in beeld.

De moeder van June was hiv-positief. June was vanaf haar geboorte hiv- besmet. Haar moeder ontkende dat, maar de medisch specialist vond dat June het moest weten. June was toen zestien, de leeftijd waarop je zelf wettelijk over medische zaken mag beslissen. De situatie was urgent want zonder medicatie is hiv levensbedreigend. Omdat haar moeder bleef weigeren, had de specialist Veilig Thuis ingeschakeld. In diverse gesprekken werd geprobeerd de moeder over te halen om met behandeling van haar dochter in te stemmen. Helaas zonder resultaat, waarna de kinderrechter de voorlopige voogdijmaatregel uitsprak.

June wist nog van niks toen ze uit de klas werd gehaald en door twee jeugdbeschermers naar het ziekenhuis werd gebracht. Daar hoorde ze dat ze hiv had en dat haar moeder behandeling weigerde. Dat was een enorme schok voor haar. Ze kreeg te horen dat ze een ernstige chronische ziekte had, werd bij haar moeder weggenomen en vervolgens in een pleeggezin geplaatst. En dat terwijl ze nog nooit een nacht zonder haar moeder had doorgebracht.

‘HET IS GOED DAT ZE HAAR EIGEN PROCES MOCHT DOORMAKEN’

De jeugdbeschermer en ik gingen snel met de moeder praten. We hoopten dat haar houding zou veranderen nu alles open lag. Maar moeder ging schreeuwen en sloeg hard met haar hand op de bijbel. Het was háár kind, zíj besliste erover en haar dochter was níet besmet. Alle hoop vervloog bij mij. Ik zag veel liefde tussen moeder en dochter, maar ook een trotse vrouw die vanuit haar geloofsovertuiging alleen op God vertrouwde. Er was geen ruimte voor het medische verhaal. June wilde niets liever dan naar huis en smeekte haar moeder om de waarheid te accepteren, maar die bleef ontkennen.

Na een aantal maanden ging June weer bij haar moeder wonen. Dit was haar eigen wens en de gezinsvoogd, de kinderrechter en ik stonden hierachter. Het beeld dat June thuis knuffelend tegen haar moeder aanlag en ontspande, zal ik nooit vergeten. Kort daarna kreeg June het advies van de medische specialist om medicijnen te gaan slikken. Ze besloot dit buiten medeweten van haar moeder te doen en om niet de confrontatie aan te gaan. Op een avond belde June mij in totale paniek. Haar moeder had de medicijnen gevonden. Hysterisch was ze June gaan slaan en had ze geprobeerd haar met een elektriciteitskabel te wurgen. Aan de politie vertelde haar moeder dat het een puberruzie was. Pas toen June zachtjes aangaf dat haar moeder haar geslagen had en verbood medicijnen te slikken, beseften de agenten de ernst en namen June mee naar het bureau. Daar trof ik haar huilend en in paniek aan.

Er volgde een zware tijd. Via een pleeggezin ging June richting woonbegeleiding om te leren zelfstandig te wonen. Ze kreeg depressieve klachten. Langzamerhand herstelde ze toch weer het contact met haar moeder. Ze maakte zich zorgen. Moeder werd zieker en June ontdekte dat er psychische problemen speelden. Haar moeder was eenzaam. Ze had een contact via haar kerk, verder was er geen netwerk.
Ondanks alles lukte het June de havo af te ronden. Bij de diploma- uitreiking zag ik haar moeder weer. Ze strompelde en was snel achteruitgegaan. Ze verwaarloosde zichzelf en kreeg waanbeelden. Niet veel later moest de politie haar voordeur forceren en werd moeder naar een ziekenhuis gebracht. Daar knapte ze wat op, maar verdere hulp bleef ze weigeren. Ze werd dakloos, tot ze via de kerk weer een plekje kreeg.

June is nu twintig jaar. Ze woont zelfstandig en volgt een hbo- opleiding. Ze is een lieve, aardige en knappe meid, maar ze is ook beschadigd. Ze heeft nauwelijks een netwerk en heeft weinig mensen met wie ze haar bijzondere geschiedenis kan delen. We lunchen eens in de twee maanden. Ik leer ook dingen van haar. Ik heb bewondering voor haar veerkracht. We hebben een risico genomen door June terug te laten gaan naar haar moeder. Het is precair geworden, wat we niet hadden ingeschat. Als het fout afgelopen was, had iedereen naar jeugdzorg gewezen. Toch sta ik nog steeds achter dit besluit. June heeft zelf de werkelijkheid over haar moeder ontdekt. Het is goed dat ze haar eigen proces mocht doormaken. Daardoor heeft ze het beter kunnen verwerken.”

 

 

 


Deel deze pagina: