Melissa Steijn werkt bij Jeugdbescherming west. Louise was een van haar eerste pupillen. Ze heeft nog steeds contact met haar.
“Toen Louise mijn pupil werd, was ze dertien jaar. Ik zag een kind met een mooie bos haar en met enige spasticiteit. Je zag dat aan haar manier van lopen en aan haar verstijfde rechterhand. Zelf was ik 24 jaar en kwam net van school, een broekie in de jeugdbescherming. Louise had en heeft charme. Als zij binnenkomt, stáát er iemand. Dat was toen al zo.
Louise zat met haar broertje in een pleeggezin. Ik had hen overgenomen van een collega. Moeder was verslaafd aan harddrugs, vader was niet in beeld.
Met moeder maakte ik snel kennis. Ik zag een lieve moeder met een hart van goud die als een leeuwin vocht voor haar kinderen, vaak met de nodige woede. Achter die boosheid zag ik veel verdriet. In mijn werk hanteer ik een heldere lijn: als je je kinderen terug wil, moet je stappen zetten. Mooier kan ik het niet maken. Ik ben niet tégen de ouder, ik ben vóór het kind.
Deze moeder kwam altijd trouw op gesprek. Dan kon het er heftig aan toe gaan. Toch gaven we elkaar na afloop altijd een hand. Door haar verslaving was ze niet in staat haar kinderen de nodige aandacht te geven. Drugsgebruik stond op de eerste plaats.
Als jeugdbeschermer voelde ik me in het begin best onzeker. Louise kwam iedere week een uur naar me toe omdat het in haar pleeggezin niet altijd goed liep. Als 15-jarige voelde ze zich soms onbegrepen, maar met mij voelde ze een klik. Die voelde ik ook met haar. Tegelijkertijd wist ik als jonge, onervaren jeugdbeschermer niet altijd wat ik voor haar kon betekenen. Soms wist ik niet waar we het over moesten hebben. Blijkbaar ervoer zij dat niet zo, was mijn luisterend oor voldoende en was ik een steunpilaar voor haar.
“Je doet dit werk juist om het verschil te maken”
Later vertelde ze me hoe belangrijk die momenten voor haar waren geweest. Als jeugdbeschermer krijg je weinig reflectie. Louise gaf me die wel. Ze was dankbaar voor dat wekelijkse uurtje samen. Ze mocht altijd komen. Dat had haar er mede doorheen gesleept. Ik vond het mooi om zoiets terug te horen, want je doet dit werk juist om het verschil te maken.
Toen kwam de dag dat ik Louises jongere zusje ook bij moeder uit huis moest plaatsen. Dat ging met veel bombarie. Ik kreeg een enorme hengst van moeder. We moesten haar dochter op een crisisplek plaatsen. Later zag moeder kans haar daarvandaan te halen, ook al waren de bezoeken begeleid. Omdat ze haar onttrok aan het wettelijk gezag spoorde de politie haar op en moest ik haar dochter van vijf opnieuw uit haar bedje weghalen.
De situatie rond haar zusje ging wat langs Louise heen. Zij was een stabiel kind. Op haar vijftiende besloot ze dat ze verpleegkundige wilde worden. Vanwege haar spasticiteit wilde ik haar daarvoor behoeden, bang dat ze weer een faal-ervaring zou beleven. Hoe moet je mensen prikken als je rechterhand beperkt is? Maar ze wilde daar niets van horen.
Op haar zestiende escaleerde de situatie in het pleeggezin. Ik hielp haar aan een kamer in een begeleid kamertraject, waar ze leerde zelfstandig te worden. Ze rondde de havo af en ging verpleegkunde doen. Na haar achttiende ging ons contact even door. Toen ze een vriendje kreeg, heb ik haar losgelaten.
Een paar jaar later zocht ze zelf weer contact met me. Sindsdien ontmoeten we elkaar af en toe. Ze heeft een leuke man, een goede baan in het ziekenhuis én twee kinderen. Haar band met haar moeder is hersteld, al is Louise het verleden niet vergeten. Haar moeder past op de kleinkinderen. Hoe mooi is dat! Als een van mijn pupillen goed is terechtgekomen, ga ik stralen. Dat is het grootste cadeau van dit werk.
Ik gun iedereen een tweede kans om zijn leven weer op te bouwen. Dat is deze moeder gelukt. Haar jongste dochter woont weer bij haar en ze is een echte oma van haar kleinkinderen. Ik wil haar graag weer eens ontmoeten. Binnenkort gaan Louise, haar moeder en ik een bakje doen. Dat doe ik privé en dat doe ik echt alleen voor Louise en haar moeder.”