Henk Jonker is directeur van stichting Jeugddorp De Glind. Een gesprek met een zestienjarig meisje zorgde ervoor dat hij pleegvader werd.
“Haar naam weet ik niet meer, maar het moet in 2011 geweest zijn. Ik werkte als manager op een afdeling waar jongeren met een lichte verstandelijke beperking en complexe gedragsproblemen terechtkwamen. Die dag wandelde ik via de crisisgroep naar buiten. Een meisje liep op me af en zei: “Meneer, dit is mijn 25ste bed!” Haar lange, zwart geverfde haren hingen los. Ze droeg gouden kettinkjes, zwarte bovenkleding en een tijgerlegging. Ze was zestien jaar ongeveer. “Jij hoort hier niet”, dacht ik. “Jij past niet in een instelling. Daar knal je eruit. Je hebt een plek nodig in een gezin waar je de ruimte krijgt en je niet voortdurend hoeft te houden aan groepsregels, maar waar je onvoorwaardelijke liefde ervaart.”
Ik voelde haar hunkering naar geborgenheid, naar een betekenisvol leven en naar onvoorwaardelijke liefde -páts- in één keer in mijn buik. Ze trof me diep en deed me inzien dat het in de zorg niet moet gaan om structuur, regels en doelen, maar om verbinding, relatie, support en een basis waarop je altijd kunt terugvallen. Door mijn werk met oudere jongeren was in mij de gedachte geslopen dat zulke jongeren nooit meer in een gezin zouden passen. Dit meisje gaf mij een ander inzicht. We maken het zó ingewikkeld voor jongeren door al die regels en structuren en doordat ze vrijheden moeten verdienen. Is dat wat een kind nodig heeft? Wat is écht belangrijk? Zijn dat regels of is dat de ruimte om je te kunnen ontwikkelen als mens? Die avond vroeg ik mijn man of we niet zelf pleegouders moesten worden. Konden wij geen ruimte bieden aan een puber door ons huis open te stellen en door een jongere de kans te geven zich te ontwikkelen?
Kort daarop volgden we de pleegzorgcursus, maar pas veel maanden later kwamen er pleegkinderen. Een paar dagen voor Kerst werden we gebeld met de vraag of we een tweeling van zes op konden vangen. Het was niet de puber die we in gedachten hadden, maar omdat het om een crisisplaatsing ging zeiden we ja. De volgende dag stonden ze op de stoep met een knuffel, een onderbroek en een pyjama. We waren wildvreemden voor elkaar. ’s Avonds vroeg ik me af of ik ze op schoot moest nemen of een knuffel moest geven. Het werd een aai over de bol voordat we het licht uitdeden in hun slaapkamer.
De tweeling bleef een jaar. Ik leerde dat je als pleegouder altijd te erkennen hebt dat pleegkinderen nog een of twee ouders hebben. Mijn man en ik wilden uitstralen dat wij hun mama een goede mama vonden. Met haar hadden we gelukkig goed contact. Na dat jaar bij ons hebben de kinderen een aantal maanden thuis gewoond. Hun moeder deed onwijs haar best en kreeg veel hulp. Toch lukte het niet. Ik moest huilen toen de gezinsvoogd me belde vanuit zijn auto: “Ik ben nu op weg naar de moeder om haar kinderen op te halen en weer bij jullie te brengen.” Ik voelde alleen maar pijn. Wat een onbeschrijfelijk trauma voor moeder en kinderen.
‘HERSTEL VAN RELATIE IS BELANGRIJKER DAN AFSPRAKEN EN STRUCTUUR’
De tweeling is nu tien jaar. Het gaat zoals het hoort te gaan: goed en slecht. Ze voelen zich thuis bij ons en tegelijkertijd is het heftig wat ze meemaken. Ze zijn aanhankelijk aan ons én losgescheurd van hun moeder, dat merk je in hun gedrag. Soms vraag ik me af of we het volhouden. Hoe moeten we deze kinderen door de puberteit heen loodsen? Wij kunnen ze niet redden. We kunnen ze er niet voor behoeden er een puinhoop van te maken. We kunnen er wel altijd voor ze zijn en ondertussen zorgen dat we zelf niet burn-out raken. Dat vat samen hoe we hun pubertijd ingaan.
Het pleegouderschap heeft me veel gebracht in mijn werk. Je kunt in deze sector niet anders dan met je hart werken. Je moet de pijn voelen van het kind, de eenzaamheid, het verdriet en de boosheid willen snappen. Ik heb geleerd dat herstel van relatie belangrijker is dan afspraken en structuur. Ook ik schiet soms uit mijn slof en sta onderaan de trap te schreeuwen. Daarna is het: streep eronder, groepsknuffel en weer verder.
Ik ben sinds kort directeur van stichting Jeugddorp De Glind. Dat is is een klein, groen dorp waar ongeveer zevenhonderd mensen wonen waarvan honderdtwintig uithuisgeplaatste kinderen en jongeren. De meeste van deze kinderen kunnen hier gelukkig toch in een gezin wonen. Veel mensen in het dorp dragen hieraan bij. Helaas lukt het ook bij De Glind niet altijd en komen doorplaatsingen voor. Ik heb niet dé oplossing, ik heb wel de drive om daar samen met gezinshuisouders wat aan te doen en naar nul doorplaatsingen te gaan.
Herstel van relatie, veiligheid, voorspelbaarheid en zekerheid zijn de dingen die een kind nodig heeft. Dat hoort een gezin te bieden. Als het thuis niet gaat ben ik voor pleegzorg, gezinsgerichte opvang en gezinshuizen. Inmiddels weet ik dat gezinsgerichte opvang bewezen beter is voor een kind. Het zestienjarige meisje van toen liet me dat al voelen. Ik weet haar naam niet meer, maar haar boodschap is heel belangrijk voor mij geweest.”