John Jacobs is jongerenwerker bij Juzt in Noord-Brabant. Stefano zat bij hem op de groep en werd zijn pleegzoon.
“Stefano kwam op mijn groep op 4 februari 1999. Ik herinner me een guitig, blond koppie. De meeste kinderen komen timide of verdrietig binnen. Stefano voelde zich meteen thuis, dus gingen de belletjes rinkelen omdat het betekende dat hij al hulpverlening gewend was.
Als gewetensbezwaarde was ik in de jeugdzorg beland en deed hier mijn vervangende dienstplicht. Ik was twintig jaar en kwam uit een veilig nest. Op de instelling kwamen kinderen die op hun achtste al een hoop ellende hadden meegemaakt. Dat kwam binnen bij mij. Al snel merkte ik dat ik in dit werk kapot zou gaan als ik me niet zou beschermen.
Ik vertel altijd dat ik twee schilletjes om mijn hart heb. In het buitenste schilletje mag iedereen komen. Het tweede schilletje is van mezelf en mijn naasten. Ik heb geleerd de kinderen op de groep daar niet toe te laten. Tot dat kleine, blonde monster mijn leven binnenkwam.
Stefano kon niet meer naar huis. Zijn moeder was drugsverslaafd. Vanaf zijn vierde zwierf hij veel op straat. Op zijn vijfde zat hij al bij Halt omdat hij gebruikt werd door een jeugdbende. Hij had in pleeggezinnen gezeten en was weer teruggeplaatst naar huis. Toen duidelijk werd dat het thuis niet meer ging, belandde hij bij ons.
Stefano was alle weekenden en vakanties op de groep. Ik zie hem nog staan met zijn koppie over het hekje: “Mama komt heus wel”. Maar mama kwam niet. In het verleden werd oogluikend toegestaan dat we kinderen tijdens de kerst meenamen naar huis. Zo kwam Stefano voor het eerst bij ons thuis en leerde mijn man hem kennen.
In diezelfde periode kwam de relatie met mijn man in een nieuwe fase omdat hij regelmatiger ging werken. We kregen het over kinderen. Ik heb er negen op de groep, zei ik altijd. Maar Arno wilde iets doorgeven, vader zijn.
Omdat er geen pleeggezin kwam voor Stefano moest hij overgeplaatst worden naar een leefgroep. Samen met een collega bracht ik hem weg. Het was hartverscheurend, hij klampte zich vast aan mij. Ik moest me losmaken en reed overstuur weg. Om de hoek jankte ik alles bij elkaar.
“Als wij dan toch een pleegkind willen dan weet ik er nog wel een”, zei ik later tegen Arno. Samen besloten we voor Stefano te gaan. We moesten veel regelen, ook met mijn werk omdat het eigenlijk niet is toegestaan. Toen alles eindelijk rond was, wilden wij het Stefano zelf vertellen, maar de voogd wilde hem de kans geven nee te zeggen. Dat begreep ik. Zij ging de kamer binnen. In no-time vloog de deur open en sprong Stefano in onze armen. Dat was een euforisch moment.
Stefano was elf jaar toen hij bij ons kwam wonen. Opeens stond ik aan de andere kant van de jeugdzorg. In de acht jaar dat hij bij ons woonde passeerden vijftien pleegzorgwerkers en vier voogden de revue. Het was een zware tijd. Stefano koos altijd zijn eigen pad, ging liegen, bedriegen en stelen. We hadden veel ruzie, maar hem deed dat nooit zoveel.
Ik ging twijfelen over pleegzorg voor kinderen met hechtingsproblemen. Ik heb veel met deze jongeren gewerkt in groepen en vaak werkt dat als een tierelier. Er is nabijheid en er is afstand. Kun je een gezin dit wel aandoen?
Ik ging twijfelen aan mijn vaderschap. Het kostte bijna onze relatie want Arno trok eerder een streep dan ik. Toen we net weer Stefano’s schulden afgelost hadden, knalde hij in een geleende auto met een dronken kop tegen een aantal auto’s. Een hartsvriendin drukte mij met de neus op de feiten: “Waar ben je mee bezig? Straks ben je je pleegzoon én je partner kwijt?” Toen besloot ik Stefano niet meer met dit soort problemen te helpen. Dat was rond zijn 23ste, hij woonde toen al een tijdje niet meer bij ons.
“Wij zijn niet meer de ouders die alles oplossen”
Stefano is een slimme gast, hij haalde zijn mbo-opleiding. Hij kan praten als Brugman en kan heel sociaal zijn, maar kwam altijd in de problemen. Schulden, dakloos, teveel gokken. Nu is hij 28 jaar en leidt zijn eigen leven. Er is al veel veranderd. Hij is ouder en wijzer geworden en pakt zaken tegenwoordig beter aan. Wij zijn niet meer de ouders die alles oplossen. We geven hem gezelligheid, warmte, advies en een schouder om uit te huilen. Arno en ik zijn de stabiele factor in zijn leven. Pas vroegen we aan Stefano of hij het over zou doen, op deze manier. “Ja, want jullie zijn mijn ouders”, zei hij.
Of ík het over zou doen? Ik had eerder grenzen moeten stellen, maar zeg volmondig ja. Ik heb een zoon! Ik geniet van hem. Ik vind het heerlijk als hij komt. Die gozer zit in mijn hart.”