Volgens het boekje

Annechien Witteveen werkt bij Samen Veilig Midden- Nederland in Utrecht. Ze was ongeveer een half jaar jeugdbeschermer van Marco.

“Ik denk dat het september 2012 was. Vanuit Amersfoort fietste ik naar Baarn waar Marco met zijn vader woonde. Er was sprake van een ondertoezichtstelling. In het dossier had ik gelezen dat de vader ongeneeslijk ziek was. Vader Nico deed open. Een stoere vent met een muts op en een kapotte trui aan. Marco zat op de bank. Een verlegen, mager jochie met een oversized hoodie. Hij was elf jaar en zat in groep acht. Het gesprek begon aftastend, maar kwam snel op gang. Ze vertelden over scouting. Op een gegeven moment liet ik mijn netheid wat varen. Jeetje wat kut, flapte ik eruit. Nico en Marco vertelden later dat ze juist hierdoor dachten: met Annechien komen we verder.

We moesten afspraken maken over de omgangsregeling tussen Marco en zijn moeder. Moeder had een problematische jeugd gehad en dronk. Marco sprak met geen kwaad woord over haar, maar vertelde wel dat het daar niet fijn was. Zijn moeder was onvoorspelbaar. Zo had ze een keer de buitendeur op slot gedaan waardoor Marco niet weg kon, terwijl hij wel weg wilde. Na de scheiding had Marco een tijdje bij haar gewoond, maar Nico en Marco hadden samen besloten dat Marco nooit meer terug zou gaan.

‘IK BEN NIET ZO ZAKELIJK. IK WERK MET HART EN ZIEL’

Ik was onder de indruk van de sterke band tussen vader en zoon. Nico wilde beslist geen hulp in huis en er was een soort armoede in het gezin waar ik mijn vinger niet op kon leggen. Ik stond voor een dilemma: mocht ik een kind alleen laten wonen bij zijn ongeneeslijk zieke vader? Wat als Marco zijn vader dood zou vinden? Toch besloot ik dat Marco bij zijn vader mocht blijven. Ik wilde een kind met zo’n goede band niet uit huis plaatsen. Moeder was een schat, maar ernstig beschadigd. Ze deed voortdurend een appèl op Marco om terug te komen, maar dat wilde en kon hij niet. Het was niet veilig bij haar. Hij wilde niet eens op bezoek in haar huis. Er was daar teveel gebeurd.

Praten over Nico’s ziekte was heftig, maar we konden er niet omheen. Volgens Nico zou hij niet in een keer dood neervallen. En er was een boekje. Daarin stond wie er gebeld moest worden als er hulp moest komen. Bovenaan stond de naam van een goede vriend, Marco wist dat hij die als eerste moest bellen. Met mijn verstand wist ik dat dat niet genoeg was, maar wat kon ik?

Ze vertelden ook dat ze via de scouting een aardig gezin ontmoet hadden. Nico en Marco waren uitgenodigd om daar kerst te vieren. Ze wilden dit gezin vragen of Marco bij hen kon wonen als Nico er niet meer zou zijn. Ik sprak af dat zij deze vraag tijdens de kerst zouden bespreken. Derde kerstdag zou ik daar ook naartoe komen om er verder over te praten.

Op het station wachtte Marco me op met een bord: Welkom Annechien. We lunchten in een huis vol kerstfrivoliteiten. Het gezin had zich over Marco en Nico ontfermd. Een warm bed, lekker eten, spelletjes. Maar ik kwam niet voor niets, dus keek ik Nico aan na de lunch. Hij nam het woord: “Jullie weten dat ik ziek ben. Ik zou willen dat jullie voor Marco zorgen als ik er niet meer ben.” Het echtpaar keek elkaar even aan en gaf direct antwoord: “Tuurlijk. Geen probleem. Gaan we doen.” Ik gaf ze de kans na te denken en vertelde dat er een moeder in beeld was met problematiek. Dat was geen reden af te zien van hun besluit. In de trein terug kwam de gedachte in me op dat Nico het leven nu kon loslaten.

Vier weken later kreeg ik het ineens onwijs koud. Tegen mijn collega zei ik: ik denk dat Nico aan het sterven is. Ik schudde de gedachte als onzin van me af. Toen ging mijn mobieltje. Nico’s vriend hing huilend aan de telefoon en vertelde dat Nico was overleden. Mijn naam stond als tweede in het boekje. In het ziekenhuis vertelden we samen aan Marco dat zijn vader was overleden. Daarna belde ik de pleegouders. Ze kwamen direct en ontfermden zich over hem. Ze regelden zelfs de uitvaart.

Ik ging nog een paar keer naar het pleeggezin. Marco kwam snel aan in gewicht, kwam tot rust en ging beter presteren op school. Er was ook ruimte voor verdriet. Ik vertelde hem dat ik de ondertoezichtstelling moest overdragen aan iemand uit de provincie waar hij nu woonde, maar dat hij me altijd mocht opzoeken. Een half jaar later kwam er een vriendschapsverzoek via Facebook. Sindsdien liken we soms elkaars berichten.

Achteraf bleek dat Marco bij zijn vader te weinig eten had gekregen en op een te kleine matras sliep. Op de dag dat Nico overleed, had Marco hem doodziek aangetroffen en die vriend moeten bellen. Ik had Marco opgezadeld met een verantwoordelijkheid die niet paste bij zijn leeftijd. Had ik hem beter moeten beschermen?

Van dit soort dilemma’s kan ik wakker liggen. Het antwoord weet ik niet. Wel weet ik dat mijn liefde voor kwetsbare mensen zoals Marco en Nico groot is. Ik ben niet zo zakelijk. Ik werk met hart en ziel. Dat is de enige manier waarop ik het kan.”


Deel deze pagina: